Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

HOEVEN, HENRI VAN DER

betekenis & definitie

(Breda 1843-Zundert 1924), rechtsgeleerde; bezocht in Maastricht het Atheneum en studeerde vervolgens rechten in Leiden, promoveerde in 1864 en vestigde zich in 1865 als advocaat en procureur in Breda, waar hij tevens leraar aan de HBS werd. In 1869 substituut officier van justitie, in 1873 officier van justitie in Brielle, vervolgens advocaat-generaal gerechtshof Den Haag.

Van 1879-1910 was Van der Hoeven hoogleraar strafrecht in Leiden. Van zijn hand is in 1866 het wetboek van militair strafrecht voor zee- en landmacht en de nieuwe wet op de krijgstucht. Hij was oprichter van het Tijdschrift voor strafrecht, beheerder van het secretariaat college van zeevisserijen en lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Werk o.m.: Onze militaire strafwetgeving (1884), Militair straf- en tuchtrecht (3 dln., 1903-04).