Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

BIJGELOOF ROND DE GEBOORTE

betekenis & definitie

Een vrouw moet uitkijken als ze zwanger is. Ze mag niets doen met wasgoed; ze mag niet onder de drooglijn doorlopen; ze mag niet met haar armen boven het hoofd slapen; ze mag haar handen niet boven haar hoofd houden.

Ze mag niet onder de hals van een merrie doorlopen. Wanneer ze huilt krijgt ze een kind met rode ogen. Als ze haar haar knipt terwijl ze in verwachting is wordt het kind kaal geboren. Daar is overigens wel iets tegen te doen; inwrijven met berevet helpt enorm omdat een beer zo behaard is.Wanneer een aanstaande moeder haar benen over elkaar houdt wordt het erger: dan groeien de beentjes van het kind aan elkaar. Aan de lusten van de moeder-in-spe moet worden toegegeven, anders is het slecht voor het kind.

Een zwangere vrouw mag niet kruipen en ook geen garen winden. Ze mag in de verwachtingstijd geen lijk zien, nooit spotten en ook nergens iets wegpakken.

Als een vrouw een mooi meisje wil krijgen moet ze een foto van een filmster op haar slaapkamer hangen. Dan heeft ze kans. Even goed wanneer ze een beeld mee naar bed neemt. En als het eenmaal zover is moet ze geen vroedvrouw met sproeten nemen, want die gaan over op het kind. De baby kan dan komen.

Uit de rode kool.

Uit de knotwilg.

Uit een put.

Met de ooievaar mee, die het uit de kinderboom haalt.

Of onder uit de grote keisteen, waar de moeders hun kindje kunnen weghalen.

De baby kan ook worden gehaald met een schuitje uit het riet.

Door een vrouw met horens.

Of het komt aangevlogen met een bijenzwerm.

Maar in elk geval moet onder het hoofdkussen van een barende vrouw een kerksleutel worden gelegd. Voor alle zekerheid. Wanneer het een moeilijke bevalling is wordt de kraamvrouw op een pot met kokende hooizaad gezet; dat helpt om een geboorte te bespoedigen.

Men mag nooit een kat op het bed van een kraamvrouw laten; en een kraamvrouw mag ook geen bezoek hebben van een magisch gevaarlijke vrouw. Maanstonden maken een vrouw' onrein.

Elke kraamvrouw is onrein. Vandaar dat zij na de geboorte de kerkgang moet doen. En vooraf mag zij zich helemaal niet met het buitenwerk bezighouden. Ze mag ook de stal niet in; ze mag de was niet doen in de stal als de koe gekalfd heeft, ook niet in de verwachtingstijd, en ze mag niet wekken, ook niet als ze de menstruatie heeft. Met het badwater van de pas geboren baby kan het beste een jong boompje begoten worden. Zoals dat boompje groeit zo zal het kind opgroeien.

De nageboorte moet eigenlijk omzichtig het huis uitgewerkt worden, liefst onder de drempel door. En is het kindje met de helm geboren, dan moet die helm over een stolp gedroogd worden. Niet meegeven aan de dokter, die er ook op zit te azen, want met zo’n helm in zijn bezit wordt hij vakbekwamer.

En dan maar kijken hoe de baby er uit ziet.

Wanneer het een beetje op een bulldog lijkt is de moeder in de zwangertijd zeker van zo'n hond geschrokken. Heeft het haargroei op het rugje dan is de moeder geschrokken van een kat. Wanneer de pasgeborene rode vlekjes heeft, heeft de moeder kroten geraapt. Als het een „kralenboom” heeft op het hoofdje, een serie wijnvlekken, dan moet de moeder zo geschrokken zijn, dat zij haar hand angstig tegen haar gezicht heeft gedrukt. En als er iets mis is met de handjes van de baby, als de vingertjes aan elkaar zijn gegroeid dan is de moeder geschrokken van een paardepoot.

Heeft de baby rood haar, dan betekent dat, dat het kind een slechte aard heeft. En als het hazelippen heeft is de moeder een haas tegengekomen of heeft ze in de zwangertijd haas willen eten.

Kwijlt de baby, dan betekent het, dat die later goed zal kunnen zingen. Heeft het kindje de hik, dan groeit het hart; trilt het met z’n lipje dan wordt het een driftkop.

Uitslag mag men niet wegnemen, want dan slaat die naar binnen.

En pas op het allerlaatste moment mag de uitzet compleet gemaakt worden; dan kan ook de wieg komen. Anders tart men het lot.

Het kan een geluk zijn, wanneer de baby met de helm geboren is. Zondagskindjes noemen ze die. Die raken in de oorlog niet gewond; die hebben geluk. Of ... ze hebben het tweede gezicht, en dat betekent, dat ze ’s nachts voor moeten lopen; dat ze begrafenissen aan zien komen, en er ellende van hebben. De helm moet verbrand worden. Men kan de vlies ook in stukjes hakken en in een pannekoek verwerken.

Maar zeelui zijn er gek op; die willen zo’n helm wel kopen. Dat verzekert een veilige zeereis. Men mag jonge kindjes niet op hun linkerzij in de wieg of in hun bedje leggen. En het is helemaal verkeerd om een lege wieg te schommelen.

De nagels van een baby mogen ook niet worden geknipt, maar moeten afgebeten worden.

En een kindje mag nooit onder z’n voeten gekieteld worden, want dan gaat het stotteren.

Als een baby gauw lacht zal het vroeg sterven; als het kind gewend is om op zijn buik te slapen wordt het een drenkeling.

Maar het kind is gelukkig opgegroeid. Het doet misschien wel eens stoute dingen, maar ongeziens liegen kan het amper. Dan komt er namelijk rook boven z’n hoofd of hij krijgt een groot zwart kruis op zijn voorhoofd. En als het bedwatert dan komt dat omdat het met vuur heeft gespeeld. Men kan het dan het beste een gebraden muis laten opeten.

Bron: Anton van Oirschot in: Zo bijgelovig bent u, 1970.