Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

BEVOLKINGSGROEI

betekenis & definitie

De volkstellingen, ook die van Noord-Brabant, dateren eerst van 1829 en werden daarna om de tien jaren gehouden. Aanvankelijk was men, wat het aantal zielen ter plaatse betreft, meer aangewezen op parochiegegevens.

Bovendien was de eenheid Noord-Brabant voordat de huidige provincie ontstond, niet geheel gelijk wat het grondgebied betreft.Per plaats is dat soms echter ook slechts bij benadering iets gemakkelijker aan te geven. In 1880 kwam de bevolking in Noord-Brabant op circa 470.000; in 1890 op 514.000; in 1900 op 559.000; in 1910 op 633.000; in 1920 op 734.000; in 1930 op 898.000; in 1940 op 1.052.000. Ook na de oorlog bleef het aantal inwoners van de provincie sterk toenemen. Het kwam in 1950 op 1.267.000 en in 1960 op

1.495.559. Het aantal inwoners bedraagt thans ca 2.100.000 (1984). Overigens kende Noord-Brabant na 1920 een snellere bevolkingsgroei dan waarop het gemiddelde van Nederland kwam.

Van de bevolking tussen 1950 en 1960 was 85 procent in de provincie zelf geboren. De bevolking bestond voor 91 % uit R.Katholieken; 6,3% Ned. Hervormden; 0,8% was van een andere kerkelijke gezindte en 1,9% was buitenkerkelijk. In die jaren kwamen er ook inwoners vanuit het voormalige Nederlands Oost-Indië bij, onder wie 3250 Ambonezen.

Noord-Brabant heeft al geruime tijd een hoger geboortenoverschot dan het gemiddelde van Nederland; dit wordt meer veroorzaakt door een lager sterftecijfer dan door een hoger geboortencijfer, zoals blijkt uit onderstaande tabellen:

Tabel 1 Geboortenoverschot in 0/00 van aantal inwoners: het gemiddeld

1978 1979 1980

Noord-Brabant 6,3 6,3 6,4 Nederland 4,4 4,4 4,7 Voor het eerst sinds 1970 nam het relatieve cijfer in 1980 iets toe. Landelijk gezien was er sprake van een duidelijke toename van het geboortenoverschot ten opzichte van de twee voorafgaande jaren. Het Brabantse geboortenoverschot bleef echter nog aanzienlijk boven het nationale gemiddelde liggen.

De Provinciale Planologische Dienst van Noord-Brabant maakte de volgende uitsplitsing naar geboorten en sterfte:

Tabel 2 Geboorten in 0/00 van het gemiddeld aantal inwoners:

1978 1979 1980

Noord-Brabant 13,1 13.0 13,1 Nederland 12,6 12,5 12,8 Tabel 3 Sterfte in 0/00 van het gemiddeld aantal inwoners: 1978 1979 1980 Noord-Brabant 6,9 6,6 6,7 Nederland 8,2 8,0 8,1 Het geboortenoverschot van Noord-Brabant ontstond in 1980 uit een geboortencijfer van 13,1 0/00 en een sterftecijfer van 6,70/00. Vergeleken met 1979 lag zowel het geboortenals het sterftecijfer op een iets hoger niveau. Voor Nederland als geheel nam het geboortenoverschot ten opzichte van 1979 naar verhouding in 1980 sterker toe dan in Noord-Brabant. De bijdrage van Noord-Brabant aan het totale geboortenoverschot van Nederland verminderde van 20,1% in 1978 en 1979 tot 19,6% in 1980.

Eind 1980 woonde 14,6% van de bevolking van Nederland in Noord-Brabant.

Het geboortenoverschot in 0/00 van het gemiddeld aantal inwoners was het grootst in NoordOost-Brabant (7,7); Midden-Brabant en ZuidOost-Brabant hadden een gelijk 0/00 van 6,4; dat van West-Brabant kwam op 5,10/00.

Van West-Brabant kwam het stadsgewest Breda op 5,20/00 en het streekgewest Westelijk Noord-Brabant op 5,l0/00. In Midden-Brabant scoorde het stadsgewest Waalwijk 8,l0/00 en het stadsgewest Tilburg 6,00/00. De cijfers van Noord-Oost-Brabant kwamen voor het stadsgewest Oss op 7,90/00, het streekgewest Land van Cuijk op 9,20/00 en voor de regio Uden-Veghel op 10,30/00. Het cijfer van het stadsgewest ’s-Hertogenbosch kwam op 6,20/00. In Zuid-Oost-Brabant kwam het gewest Helmond op 7,50/00, het streekorgaan Kempenland op 10,20/00 en de Agglomeratie Eindhoven op 5,20/00.

In 1980 behaalde Noord-Brabant een positief migratiesaldo van 7581 personen; dat wil zeggen, dat er zich zoveel méér personen in Noord-Brabant vestigden dan dat er uit vertrokken. Vanaf 1975 was er sprake van een in omvang afnemend vestigingsoverschot. In 1979 werd deze tendens doorbroken en dat zette zich ook in 1980 voort. Het vestigingsoverschot van Noord-Brabant kwam op een bijna gelijk niveau als dat van Nederland als geheel. Het vestigingsoverschot ten opzichte van het buitenland was in 1980 groter dan in 1979 en aanzienlijk groter dan in 1978 (voor Noord-Brabant resp. 1,30/00 in 1978, 2,10/00 in 1979 en 2,70/00 in 1980); deze conclusie kan ook worden getrokken voor Nederland; in verhouding was deze nationaal gezien groter dan in Noord-Brabant (1980: 3,80/00).

In 1980 vestigden zich minder personen uit overig Nederland in Noord-Brabant dan in de voorafgaande jaren het geval was. Tegenover deze vermindering stond echter een sterk toegenomen vestigingsoverschot uit het buitenland, zoals uit bijgaande tabel blijkt.

De Brabantse bevolking groeide in 1980 wat sneller dan in de daaraan voorafgaande jaren en ook sneller dan in Nederland als geheel. In 1980 kwam die groei in 0/00 van het gemiddeld aantal inwoners op 10, voor Nederland op 8,3.

De bevolkingsgroei in West-Noord-Brabant, Noord-Oost-Brabant maar vooral in MiddenBrabant was in 1980 naar verhouding groter dan in 1970. Alleen in Zuid-Oost-Brabant was de bevolkingsgroei kleiner. De sterke groei in verhouding kwam voor het streekgewest Westelijk Noord-Brabant met 100/00, het stadsgewest Tilburg met 12,30/00, het stadsgewest Oss met 200/00 en de Agglomeratie Eindhoven met 8,50/00. De naar verhouding kleinste groei kende het streekorgaan Gewest Helmond met 7,20/00.

In 1980 telde Noord-Brabant 2.051.195 inwoners; in 1982 kwam dit aantal op 2.071.885 en in 1982 op 2.085.420, te weten: 1.046.663 mannen en 1.038.757 vrouwen.

In het begin van de jaren tachtig kwam de overloop vanuit o.a. de randstad Holland naar Brabant vrijwel tot stilstand. Ook het aantal buitenlanders, dat zich in Noord-Brabant kwam vestigen, is duidelijk teruggelopen. Ook het aantal geboorten neemt af, terwijl het sterftecijfer enigszins aan het oplopen is. Maar met 5,90/00 ligt het Brabantse geboortenoverschot toch nog aanzienlijk boven het landelijk gemiddelde van 4,40/00.

De bevolkingsgroei van Noord-Brabant is in 1983 iets groter geweest dan in 1982. Het aantal geboorten nam opnieuw af, maar omdat het vertrekoverschot tot de helft daalde nam in 1983 de bevolking van Noord-Brabant met 8782 mensen toe tot 2.102.751, d.i. 4,2 per duizend. In 1981 lag dat promillage nog op 6,5 vooral veroorzaakt door een groter geboortenoverschot. Het aantal sterfgevallen bleef ten opzichte van 1982 nagenoeg gelijk: 14.360 tegen 14.366. In 1983 werden er in Noord-Brabant 24.218 kinderen geboren, in 1982 waren er dat nog 25.109.

West-Brabant groeide procentueel wat sterker dan Midden- en Oost-Brabant: 2645 personen, 4,5 promile. Per 1 januari 1984 woonden er 588.038 mensen. Ten opzichte van de rest van Nederland werd 1983 in Brabant een vestigingsoverschot van 300 mensen genoteerd tegen een vertrekoverschot van 800 in 1982. Ten

30.000 inwoners; de openbare bibliotheken in gemeenten tussen de 5000 en 30.000 inwoners; filialen van openbare bibliotheken en van de bij de Provinciale Bibliotheek Centrale aangesloten bibliotheken en filialen van de PBC zelf; mobiele filialen in de vorm van bibliobussen en jeugdbibliotheken.

De PBC is gevestigd te Tilburg en heeft met 62 openbare bibliotheken een overeenkomst van dienstverlening gesloten (1981). Deze bibliotheken hebben 13 filialen en 2 afzonderlijke jeugdafdelingen, waaraan de PBC eveneens diensten verleent. De PBC heeft daarnaast twee vrijwillige overeenkomsten van dienstverlening gesloten met de openbare bibliotheken te Bergen op Zoom en Uden. De PBC beschikt voor haar werkzaamheden over een door de minister vastgestelde personeelsformatie van 345.332 plaatsen. Van dit totaal zijn ongeveer 107 personen werkzaam op de centrale te Tilburg, inclusief de bibliobusdienst, en de overigen in de aangesloten bibliotheken. Daarnaast zijn door het provinciaal bestuur nog 14 formatieplaatsen beschikbaar gesteld ten behoeve van de centrale.

De door de minister geraamde personeelsformatie voor de PBC per 1 januari 1981 bedroeg 566.987 plaatsen. Dit betekent, dat in feite slechts 62 procent van de normformatie gerealiseerd is. De PBC heeft ook afdelingen voor advisering over boekselectie en de beschikbaarstelling van collecties ten behoeve van nieterkende voorzieningen, zoals uitleenposten (45), uitleenbibliotheken (12) en instellingen, zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen. Daarnaast heeft de PBC nog twee afzonderlijke diensten, t.w. a. de schoolbibliotheekdienst, die tot taak heeft het verlenen van ondersteuning bij de opzet en bij het functioneren van documentatiecentra in scholen voor basis- en kleuteronderwijs en lager beroepsonderwijs. Deze dienst begeleidt momenteel 621 scholen. In vijf jaar tijd hield dit een verdubbeling van het aantal scholen in. b. de bibliobusdienst, die door middel van 9 bibliobussen het bibliotheekwerk verzorgt in 123 woonkernen verspreid over 68 gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Daarnaast zijn er nog 4 halteplaatsen in de gemeenten Oosterhout en Roosendaal.

De PBC beschikt tevens over een totale collectie van bijna 485.000 banden, inclusief de bibliobusdienst. Het op basis van het ontwerp-besluit collectie openbare bibliotheken berekende normbezit is 534.000 banden. De collectie dient dus nog met 10 procent te worden uitgebreid. In 13 gemeenten functioneren zelfstandige openbare bibliotheken. Het zijn de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Etten-Leur, Eindhoven, Geldrop, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Oosterhout, Roosendaal en Nispen, Tilburg, Uden, Veldhoven en Oss.

Via deelovereenkomsten verzorgt de PBC het schoolbibliotheekwerk in de gemeenten Oss, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Roosendaal en Nispen, Bergen op Zoom en Breda.

In 61 gemeenten bestaat een vorm van samenwerking tussen het bibliotheekwerk en onderwijsvoorzieningen. In ongeveer 25 gemeenten bestaan er contacten tussen het bibliotheekwerk en bejaardentehuizen of ziekenhuizen. In 6 gemeenten wordt door het plaatselijke bibliotheekwerk bijzondere aandacht geschonken aan de doelgroep buitenlandse werknemers. In 51 gemeentelijke plannen is sprake van samenwerking tussen het bibliotheekwerk en enigerlei vorm van sociaal-cultureel werk ter plaatse. Bron: Provincie Noord-Brabant: Plan voor de openbare bibliotheekvoorziening 1983-1985.

Voorzieningen v. aangesloten openbare bibliotheken bibliotheken filialen afz. jeugdafd. verzorgde gemeenten

1976 51 15 2 56
1977 56 15 2 59
1978 59 18 2 65
1979 62 15 2 65

Ingeschreven gebruikers per 1000 inwoners totaal volwassenen jeugd

1977 542.275 176.199 366.076
1978 568.599 207.400 361.199
1979 606.813 194.347 349.994
1980 577.531 200.688 376.843

Voorzieningen v. zelfstandige openbare bibliotheken aantal mobiel filiaal aantal stopplaatsen filialen jeugdafd. verzorgde gemeenten

1976 12 3 44 28 5 12
1977 12 3 44 28 6 13
1978 11 3 44 29 6 11
1979 12 6 42 31 6 12

Bibliotheken met speciale diensten muziekbib. schoolbib. kleutersch. basisscholen voortgezet diensten onderwijs

1976 2 6 9 181 24
1977 2 7 30 211 29
1978 2 8 32 229 35
1979 2 7 32 228 34

bib.dienst v. immobielen v. tehuizen en ziekenhuizen

1976 7 43
1977 6 41
1978 8 37
1979 53

Voorzieningen v. de provinciale bibliotheek-centrale aantal p.b.c. mobiel filiaal stopplaatsen verzorgde gemeenten

1977 1 7 99 86
1978 1 8 60 47
1979 1 8 60 51

Bib. , met speciale diensten schoolbib. kleutersch. basis voortgez. ond. dorpen en diensten onderwij s wijken

1977 1 78 358 70 —
1978 1 14 369 61 29
1979 1 35 428 82 32

Bron: Centr. Bur. v.d. Stat.