Gepubliceerd op 30-05-2019

Kleine beren, wasberen

betekenis & definitie

Familie: Procyonidae Kleine beren, wasberen (Ailuropus, Ailurus, Bassaricyon, Bassariscus, Nasua, Pot os, Procyon)

De kleine-beren worden in twee geografisch gescheiden onderfamilies ingedeeld, de Procyoninae uit de Nieuwe Wereld, en de Ailurinae uit de Oude Wereld. De eerste groep, de wasberen en verwanten van de beide Amerika’s staan doorgaans laag op de poten en hebben overwegend lange, veelal borstelige, maar kortbehaarde staarten. De laag ingeplante oren worden zelden rechtop gezet en staan min of meer van de kop af, in het bijzonder duidelijk bij de slankbeer, de katfret en de kinkajoe. Ze hebben aan iedere voet vijf tenen. De klauwen zijn niet intrekbaar, de zoolballen zijn doorgaans naakt. Het zijn zoolgangers.

Twee, de geologisch oudste en interessantste leden van deze onderfamilie, worden nauwelijks buiten de beide Amerika’s getoond in dierentuinen, t.w. de katfret en de slankbeer. Beide leven van kleine zoogdieren, vogels, insekten en ook vruchten. Blijkens onderzoek van maaginhouden waarin slechts resten van wild gevogelte werden gevonden schijnen ze niet, zoals wordt beweerd, een gevaar voor de huispluimveestapels te zijn. Het nut dat ze hebben als verdelgers van ongedierte en schadelijke dieren overweegt dus. De katfret richt zich graag in, zoals bij ons de bunzing, in de omgeving van huizen en stallen, en dringt er zelfs binnen. Andere soortgenoten blijven echter volledig in de vrije natuur en leven in rotsspleten en -holen, in holle bomen, e.d., waar het wijfje de kraamkamer inricht.

De dieren gaan door voor ongezellig, maar het zijn nachtdieren en dus moeilijk gade te slaan. Wegens hun zindelijkheid en de geringe neiging om te bijten zijn ze in hun geboorteland geliefd als huisdieren. Grote sprongen maken ze niet graag en lopen liever langs takken en twijgen. De katfret is een meer Noordamerikaanse soort, de slankbeer leeft van Nicaragua, Costa Rica en Panama tot in Zuid-Amerika. Zelfs door de inheemse bevolking worden ze vaak met kinkajoe’s verward. De jongen lijken daar inderdaad veel op.

Volwassen slankberen hebben echter een even spitse neus als de katfret. De staart is bij beide zeer lang en een beweeglijk balanceerorgaan, echter geen grijpstaart zoals bij de kinkajoe’s. Wasberen hebben niet alleen een groot verspreidingsgebied in Noorden Midden-Amerika, maar ze verbreiden zich ook in Europa gestadig; ten dele zijn ze als leveranciers van kostbare vachten uitgezet, voor een deel ontsnapten ze van speciale farms. Ze zijn echter voor de inheemse wildstand gevaarlijke concurrenten. Hun naam danken ze aan de gewoonte alles aan voedsel met de handen in water af te spoelen. Een naaste verwant is de enigszins hoogpotige krabbenetende-beer, met korte dichte vacht.

Hij voedt zich met vruchten, eieren, krabben en andere kleine dieren. Neusberen of coati’s zijn in beide Amerika’s te vinden. De witsnuitneusbeer is een laagland vorm, die in kleur varieert van geelgrijs, via grijsbruin naar roodbruin tot bruinzwart. Terwijl de lichter ge-kleurde neusberen hoofdzakelijk noordelijke vormen zijn, komt de roodbruine ondersoort Nasua narica rufa voor in Noord-Peru ten zuiden van de evenaar. In het hooggebergte, de wouden van westelijk Venezuela tot Equador leeft op 3000 m hoogte de kleine bergneusbeer, Nasuella olivacea (Gray). Neusberen steken bij het lopen hun lange staart, zoals vele halfapen, stijl omhoog.

De kinkajoe heeft een krachtige grijpstaart, waaraan hij kan hangen. Zijn leefwijze wijkt af van die van de andere soorten. De lange, smalle tong steekt hij in reten en spleten op zoek naar insekten en larven of eenvoudig slechts voor onderzoek. Vruchten vormen het hoofdmenu. Jonge dieren kunnen tot opmerkelijk aardige, tamme huisdieren worden opgekweekt, die niet bijten, zelfs niet als ze speels een vinger tussen de tanden nemen. Met honden en katten bakkeleien ze graag.

Zoals bij deze speelgenoten, steken ze dan vaak bliksemsnel hun lange voeltong in neus of oor. Het enige bezwaar als huisdier is hun behoefte om het territorium met scherp riekend kliervocht te markeren. Wat voor hem een vanzelfsprekendheid is, wordt in huis uiteraard lastig. Dit afbakenen van territoria wordt door alle kleine beerachtigen meer of minder intensief bedreven, in het bijzonder door de leden van de onderfamilie Ailurinae, zoals de kleine-panda. Is een panda in zijn gebied op rondwandeling, dan kan hij om de 2 of 3 m blijven staan en de anaalklier tegen uitspringende takken of stenen afwrijven. Zijn geen uitstekende voorwerpen aanwezig, dan hurkt hij in het gras en markeert bij iedere rondgang dezelfde plaats.

De kleine-panda hoort tot de weinige zoogdieren, die aan de buikzijde donkerder zijn dan op de rug. De intensiteit van het rood op de rug is bij ieder dier anders en onafhankelijk van geslacht, ouderdom of jaargetijde. Ook de kleine-panda brengt een groot deel van de dag op bomen door en gaat graag languit op een tak liggen rusten; hij laat daarbij alle vier poten zijdelings daarvan omlaag hangen. Hij voedt zich met vruchten, plantenscheuten, insekten, jonge vogels en eieren. In de ontoegankelijke bergwouden van Oost-Tibet, Yunnan en Szetsjwan tot Kukunoor leeft een van de zeldzaamste zoogdieren, de reuzenpanda of bamboebeer. Zijn kiezen zijn tot maalstenen, als bij echte beren, vervormd.

Hij eet vrijwel uitsluitend bamboespruiten. Over zijn leven in het wild is zo goed als niets bekend, ook niet over paartijd, dracht, aantal jongen en langste levensduur. Het is tot nu toe alleen in de diergaarde van Peking gelukt nakweek te verkrijgen. In andere dierentuinen konden tot nu toe slechts eenlingen gehouden worden.

De „wereldbekende“ poging om ook het pandawijfje van de Londense Zoo te laten paren met het Moskouse mannetje mislukte. Buiten deze twee panda’s is nu ook de dierentuin van Tokio sinds kort in het bezit van een panda. Dit zijn de enige dieren die buiten China in gevangenschap voorkomen.

Ook is de panda zeer bekend geworden als symbool van het Wereld Natuur Fonds, een internationale organisatie die zich bijzonder verdienstelijk maakt op het gebied van dierenbescherming en natuurbescherming. De pupil van de reuzenpanda is spieetvormig evenals van de wasberen en niet rond, zoals bij de grote beren.

< >