Familie: Laniidae Klauwieren Onderfamilies: Prionopinae Brilklauwieren (Prionops), Malaconotinae Struikklauwieren (Dryoscopus, Laniarius, Malaconotus, Nilaus, Tchagra), Laniinae Echte klauwieren (Lanius), Pityriasinae Kaalkopklauwieren (Pityriasis)
Familie: Vangidae Vanga’s (Euryceros, Leptopterus)
De klauwieren vormen een groep krachtig gebouwde zangvogels, aan wie men vroeger een grote mate van moordlust toeschreef. Het zijn echter in hoofdzaak verdelgers van schadelijke insekten en kleine gewervelde dieren, die gedood worden met de gekromde bovensnavel, die van een extra „tand“ voorzien is. De echte-klauwieren prikken hun buit op doorns, of klemmen hun prooi tussen de vork van een tak, om ze zo beter te kunnen „behandelen“, maar ook wel om voorraden aan te leggen. Ze speuren naar prooi vanaf een verhoogde uitkijkpost en ze achtervolgen hun prooidieren op de grond of in de lucht. Het zijn zangvogels met echte roofvogelallures. Enkele soorten verrijken hun zang met omgevingsgeruis en zang van andere vogels („spotten“).
De brilklauwier, die naar zijn lichte, naakte oogring genoemd is, leeft in groepsverband, zelfs in de broedtijd. De geelkuifklauwier, die pas in 1934 ontdekt werd, leeft daarentegen solitair. Struikklauwieren leven in dichte ondergroei. Ze vliegen slecht en hebben een luide fluitende roep, die ze vaak in zangduet laten horen. Een zeer opvallende soort, zowel om zijn duetzang als om zijn felle kleuren, is de roodbuikklauwier. De broebroe en de poederdonsklauwier zijn bosbewoners, de laatste heeft een oprichtbare, witte verenpluim op de stuit.
De tchagra die in dichte bossages moeilijk te ontdekken is, is naar zijn roep genoemd. De grote-struikklauwier vangt niet alleen insekten, maar ook slangen en vogels. Over de echte-klauwieren en hun manier van leven in open landschappen is in de inleiding het belangrijkste al gezegd. De vroeger bij ons talrijk voorkomende grauwe-klauwier is de laatste tientallen jaren sterk in aantal achteruit gegaan. Men is het er niet over eens of dit een gevolg is van het verdwijnen van geschikte zitplaatsen of van klimaatsveranderingen. Hij is zeer goed in het imiteren van de zang van andere vogels en is bij uitstek een soort die „voorraadschuren“ aanlegt.
Hij is een trekvogel, die ’s winters wegtrekt, terwijl we dan juist bij ons de klapekster zien. Deze klemt zijn prooidieren, zoals grote insekten, muizen,vogeltjes en kikkers, liever in een vork dan ze op te prikken. De maskerklauwier is een bijzonder muzikale zanger. Een vreemde verschijning is de kaalkopklauwier, die geen enkele verwantschap met andere vogelgroepen vertoont. Een aparte kleine familie wordt gevormd door de vanga’s, die zeer verschillende snavelvormen en een heel aparte leefwijze hebben. De krachtige helmvanga, die naar zijn hoog gewelfde snavel genoemd is en de sierlijke blauwevanga vormen in dit opzicht een verrassende tegenstelling.