Gepubliceerd op 30-05-2019

Bevers

betekenis & definitie

Familie: Castoridae Bevers (Castor)

Deze familie omvat slechts een enkel geslacht met twee vormen. Door Amerikaanse onderzoekers worden deze twee vormen meestal als twee afzonderlijke soorten, Castor canadensis en C. fiber beschouwd, terwijl de meeste Europese mamalogen ze als ondersoorten beschouwen van slechts een soort, Castor fiber. Weer andere onderzoekers onderscheiden zelfs acht ondersoorten. Vroeger bewoonde de bever de dichtbeboste gebieden van het noordelijk halfrond tot de Middellandse Zee, oostelijk via Noord-Azië tot Siberië, en in Noord-Amerika van Alaska en Canada naar het zuiden tot de Rio Grande. Thans komen ze in Europa nog slechts als verstrooide kolonies voor aan de Rhöne, de Elbe en de Mulde, in Polen, Noorwegen en Zweden. In de Sovjet Unie worden verscheidene reservaten intakt gehouden.

In Noord-Amerika leven de dieren nog overal in hun oorspronkelijke woongebieden, maar hun aantal en de grootte van de kolonies is echter sterk achteruit gegaan. In steentijdafzettingen, en in keukenafvalhopen van de steentijdmens, vond men in het noorden van Europa vaak skeletresten van bevers. Ook in turfmoerassen, samen met door bevers afgeknaagde boomstronken. Een interessant stuk bevindt zich in het geologisch Museum te Hamburg: een bij Duvensee gevonden knaagstuk, waarin een pijlspits steekt. De knagende bever werd dus door een jager met een speer aangevallen, maar deze miste.

De bever behoort tot de grote levende knaagdieren en een gewicht van 18 tot 30 kg komt vaak voor. Als maximum geldt 35 kg. De tamelijk grote kop heeft kleine oren en ogen. Met zijn grote, sterke, aan de voorkant oranjerood gekleurde snijtanden kan hij grote bomen vellen. Aan de tweede teen is de nagel verdubbeld en dient bij het poetsen en kammen van de vacht. De bever maakt omvangrijke dammen in het water en graaft dan in de oeverbegroeiing een buis van enkele meters lengte.

In moerassige gebieden moeten ze bovengronds bouwen. Dan worden takken en rijshout afgeknaagd en opgetast en de openingen met modder, gras en riet afgesloten. Daalt de waterspiegel onder de opening van de gangen, dan legt de bever dwars op de stroomrichting van het water dammen van dunne stammetjes aan, en dicht de openingen weer. Door deze dammen wordt het water opgestuwd en wordt niet zelden de omgeving onder water gezet. Bevers zijn nachtdieren, die pas bij late schemering te voorschijn komen. Ze kunnen tot 14 minuten onder water blijven.

De enige worp per jaar telt 2 tot 5 jongen. Ze worden met open ogen en behaard geboren en leven de eerste tijd met de moeder in het nest samen, terwijl de vader in de nabijheid een eigen hol graaft. Als moeder en kind op stap gaan, draagt zij het op de uitgestrekte armen en houdt het met de kin vast. De jongen zijn na drie jaar volgroeid en na vier jaar geslachtsrijp. De bever werd veel gejaagd voor zijn waardevolle pels en de castoreum, een geelachtige dikke vloeistof met doordringende geur, welke in de middeleeuwen in de geneesmiddelenbereiding werd gebruikt. Omdat de beschubde staart als visachtig gold en daarmee een toegestane vastenspijs, heeft dat op vele plaatsen mede tot zijn uitroeiing bijgedragen.

Thans is hij overal ter wereld onder bescherming geplaatst. Door deze maatregelen is hij nu op sommige plaatsen al weer zo talrijk geworden dat er jaarlijks weer jachtvergunningen uitgegeven kunnen worden.