Deze belangrijke industriële sector omvatte in 1950 28,2 pct. van de Fr. nijverheid (Nederland 14,4) met 1709 bedrijven en 13818 personen (Nederland resp. 24195 en 235994)Sinds 1930 groeide ze met 35 pct. (Nederland 24,6).
Tot deze klassen behoren veel bedrijven o.a. bakkers en slagers met minder dan tien man. Eigenlijke industrie zijn 204 bedrijven met 8832 personen, waarvan de helft, met 4939 personen, zuivelindustrie was. Verder in deze groep: veevoederfabrieken, graanmalerijen (zie Koopmans Meelfabrieken), suikerwerkfabrieken, exportslachterijen en tabaksfabrieken (twee bedrijven met tien tot twintig personen en één groot bedrijf, Douwe Egberts).