Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

VICARIS (vicarius)

betekenis & definitie

Plaatsvervanger van een geestelijk ambtsdrager. Van de paus: vicarius apostolicus, zo in de 17de eeuw het hoofd van de ‘Hollandse missie’, de clandestiene r.k. kerk in Nederland, in de afzonderlijke bisdommen vertegenwoordigd door provicarissen. zie Bisdom, Bisschop.

Van de bisschop: V.-generaal, sinds de 13de eeuw in feite het geestelijk hoofd van het bisdom (de provicarissen noemden zich ook vaak F.-generaal). Van de pastoor: hetzij als vervanger van een fictieve bij incorporatie, of van een afwezige, hetzij als helper van een fungerende. Voor 1580 heetten met een leen begunstigden ook wel F. V.en hadden een eigen huishouding, in tegenstelling tot kapelaans in onze tijd.