Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

SKEPER (scheper)

betekenis & definitie

Herder van de heideschapen. Ging dagelijks met de gezamenlijke kudden van alle of van een aantal boeren uit zijn dorp langs de skieppedrift de hei op.

Woonde in de skeperij; nog enkele bestaan in de Wouden; ’s avonds vonden de dieren zelf de weg naar de eigen schaapskooi.

< >