Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

POOTAARDAPPELEN

betekenis & definitie

Bij produktie, handel en export van P. (30 pct. van de Nederlandse) neemt Frl. naar kwaliteit en kwantiteit een eerste plaats in. De export was 1952-56 jaarlijks ca. 250000 t, ter waarde van 57 miljoen, behandeld in ca. 90 sorteerinrichtingen.

In Frl. is Het Bildt het centrum. Daar is het pionierswerk in deze branche verricht (ca. 1900-10). Kenmerkend zijn hier ook de vele eigen sorteerinrichtingen der exporteurs (buiten Het Bildt vooral te Berlikum). De P.-teelt heeft ook verder vooral op de klei plaats (de beperkte teelt in Gaasterland had na W.O. II een korte opleving). Reeds tegen 1900 richtte de vraag naar gezond pootgoed in de andere provincies zich op Frl.

De handelswaarde steeg door de keuring te velde (1908, in Nederland algemeen 1914), die een zekere kwaliteitsgarantie gaf (certificaat). Nadat 1919 naast de keuring vanwege de Fr. Mij. van Landbouw een tweede werd ingesteld binnen het landelijke K.I.Z. (Keuringsinstituut voor zaaizaad, zaaigraan en P.) en daarna ook veilingen begonnen te keuren, kwam 1932 tot stand De Ver. Ned. Alg. Keuringsdienst (N.A.K.), na 1941 een stichting; deze overkoepelde voortaan de zelfstandige gewestelijke keuringsorganisaties.

Tevens kwam 1932 de ‘P.-wet’. De Ver. ‘Fr. Zaaizaaden pootgoedbelangen’ (1953) heeft een democratischer keuringspraktijk bevorderd.

Eerst werd alleen te velde gekeurd op stand, onkruid, zuiverheid. De ontdekking van de krulziekte (1920) als oorzaak van het degenereren der rassen richtte de aandacht op de virusziekten (bladrol, mozaïek, y-virus enz.), die nu de classificering sterk bepalen. Het overbrengen van virusziekten door bladluis bestreed men door vroege rooi (na 1934 voor klasse A verplicht), later door trekken of doodspuiten van het loof. Toch nam het aantal afwijkende planten (o.a. x-virus) toe, wat 1947 leidde tot gereglementeerde stamselectie: uit één plant teelt men afzonderlijk voort op door de N.A.K. erkende selectiebedrijven (waarvan ca. 50 pct. in Frl.). Drie of vier jaar vermeerderde stammen kunnen in klasse S goedgekeurd worden. Nateelt van S-P. kan SE geven.

Klasse S en SE zijn voor de binnenlandse P.-voorziening. Verdere nateelt van SE-P. kan in klasse E, A, B of C goedgekeurd worden, maar hoogstens tweemaal E en tweemaal A op hetzelfde bedrijf. Behalve te velde worden de P. ‘op partij’ gekeurd, en bij goedkeuring gegarandeerd door een certificaat in de zak eri een loodje (plombe) eraan. In Frl. zijn 1955-56 100 miljoen kg P. geplombeerd (Nederland 354 miljoen kg).

OPPERVLAKTE GEKEURDE POOTAARDAPPELEN (in ha)

1938 1948 1954 1956

Frl. 10 512 12 241 6883 5 913 Ned. 22 405 47 704 35 326 30 000 De meeste aardappels op de klei worden gekeurd. De afzet geschiedt coöperatief of particulier, vaak door tussenkomst van een commissionair. In Berlikum en Beetgumermolen komen ook P. aan de veiling (Berlikum 1956 ca. 3 miljoen kg, waarde ƒ 500000). Export over de hele wereld, o.a. naar Frankrijk, België (vaak per binnenschip), Italië, Spanje, N.Afrika, Brazilië.

Tot ca. 1929 pootte men op 2,4 m brede akkers met de pootboor of pootstok. In de jaren 30 kwam de, beter te mechaniseren, ‘ruggenbouw’. Machinaal poten werd eerst geremd doordat de keuring een regelmatig gewas eist. Als men met de hand poot, met de spruiten naar boven, lukt dit eerder. Het rooien is snel gemechaniseerd door de ‘lichter’. Thans wordt meest machinaal gepoot en gerooid.

De lichter is vervangen door de voorraadlichter, die de met de hand te rapen aardappels in stroken op het land legt, en zelfs door de zakkenrooier (aardappels direct in de zak gerooid). De glazen poterbewaarplaatsen, -hokken, vervangt men wel door ruimten waar buitenlucht doorheen geblazen kan worden (buitenluchtkoeling). zie Aardappel, Keuringsdienst. W., R.

Zie: J. D. Bekius, Aardappelteelt (Doetinchem z.j.); K. Haakma, Ierdappelsykten, -seleksje en -keuring (1946).