(O.F.). Reeds ca. 1825 pleitte D.
H. Beucker Andreae tevergeefs voor deze zaak.
Nog r88r constateerde W. Dijkstra: ‘Thans valt aan O.F. op de volksschool in de verste verte niet te denken’.Na 1900 kwamen er op initiatief van de Hollander P. deClercq boekjes voor onderwijzers en leerlingen. In 1907 kreeg het O.F. buiten de schooltijden subsidie van Prov. Staten. Het eerste jaar waren er 297 leerlingen. J. B.
Schepers bleef pleiten voor Fr. les onder schooltijd, wat eerst na 1918 door de Fr. Beweging werd overgenomen. Minister J. Th. de Visser meende in 1920, dat de wet hiertoe niet de gelegenheid moest openen. Maar Prov. Staten richtten 1927 de Prov.
Onderwijsraad op, waaronder de A.F.U.K. als uitvoerend orgaan stond. Onder de leus ‘Fr. op skoalle’ voerde sedert 1930 de Únderrjuchtliga de propaganda.
Hoewel de Ned. Onderwijsraad aan minister Terpstra gunstig had geadviseerd (1931), werd pas 1937 in de Wet-Slotemaker de Bruine de clausule opgenomen: ‘Daar, waar naast de Ned. taal een streektaal in levend gebruik is, kan onder lezen en Ned. taal enige kennis van die streektaal begrepen zijn’. Deze facultatieve toelating betekende grote vooruitgang; een jaar later was het Fr. al op 100 scholen als leervak ingevoerd. In 1955 werd op 215 van de 540 lagere scholen in Frl. Fr. les gegeven (de steden, Het Bildt, de Stellingwerven en de eilanden meegerekend).
Toch is het psychologisch en didactisch averechts deze lessen alleen in de hoogste klassen te geven. Het Fr. sprekende kind dient op school te worden ontvangen in de eigen taal. Het Nederlands moet worden aangeleerd als het kind daarvoor rijp is (zie Nederlands op tweetalige Fr. scholen). Uit deze gedachte ontstonden 1950 de proefscholen. De Wet-Cals noemde het Fr. met name in de wet bij de facultatieve vakken onder letter w (1955) Gemeente- en schoolbesturen kregen de vrijheid hun school om te zetten in een school met moedertaalonderwijs in de laagste klassen. Sedert die tijd wordt de term ‘Fr. scholen’ gebruikt voor dit type.
De uitbouw van deze scholen is zowel naar binnen, wat completering van didactisch materiaal, als naar buiten, wat aantal scholen betreft, in volle gang. Buiten de scholen voor gewoon lager onderwijs is het Fr. minder goed vertegenwoordigd. De meeste kleuterscholen zijn nog ééntalig Nederlands, zo ook de scholen voor buitengewoon lager onderwijs. De uloscholen hebben nogal eens het Fr. op het rooster voor één of meer klassen, evenals landbouw- en huishoudscholen; de technische scholen minder. Op de helft der middelbare scholen wordt geen Fr. gegeven. De kweekscholen, in Frl. en ook de r.k. kweekscholen daarbuiten, met Fr. sprekende leerlingen, geven tegenwoordig hun leerlingen de kans tegelijk met de onderwijzersakte de ‘Fr.
Akte’ te halen. Het aantal cursussen buiten schoolverband loopt terug, doordat nu meer kinderen op school Fr. lezen en schrijven leren (zie A.F.U.K., Fryslân-Diploma). Van grote betekenis zijn de kinderrubrieken in Fr. dag- of weekbladen geweest. Duizenden kinderen en vele volwassenen hebben daardoor geleerd zich schriftelijk in het Fr. uit te drukken. Naast de Fr. Akte, die bevoegdheid gaf voor lager onderwijs en voor ‘Folk- en Geacursussen’, ontstond behoefte aan een middelbare bevoegdheid.
Sedert 1949 heeft de Fr. Akademy examens voor de middelbare akten afgenomen, maar bij K.B. nr. 542 d.d. 8.12.1955 en K.B. nr. 2
d.d. 30.1.1957 zijn deze van rijkswege geregeld. Het programma loopt parallel met dat voor de andere middelbare taalakten. De studie hiervoor is mogelijk door de cursussen van de Noordelijke Leergangen. zie Hoger Onderwijs. E., K.