Vrouwelijke tak der norbertijnen, sedert ca. 1122 in dubbelkloosters, dan in zelfstandige abdijen of in van een mannenklooster afhankelijke proosdijen. Beschouwende orde.
De proosdijen Bethlehem en Buweklooster waren dochterkloosters van Mariëngaarde; Veenklooster, Sionsberg en Weerd van Dokkum; Batjurn van Lidlum.
Zie: N. Backmund, Monasticon Praemonstratense, II Circaria Frisiae (Straubing 1952).