Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

MESOLITHICUM

betekenis & definitie

Middelste steentijdperk (80002000 v.C.). Toen het landijs zich definitief had teruggetrokken, kwam er geleidelijke klimaatverbetering.

De toendravegetatie werd door den en berk verdrongen, de hazelaar verschijnt. Het M. breekt aan.

Sedert 1928 zijn vele vondsten uit het M. gedaan. Onderzoekers: H.

J. Popping, J.

Siebinga, J. M.

Minnema. Men vond in O.-Frl. zeer kleine, vuurstenen artefacten (zgn. microlithen): kleine, zeer fijn geretoucheerde, trapeziumvormige werktuigjes, spitsjes enz., vaak in stuifzandterreinen.

Het zijn sporen van een bevolking, die geleefd heeft van de jacht op klein wild (geen rendieren!) en van visserij. De microlithen dienden wrsch. meest als inzetstukken van harpoenen, bewapening van pijlpunten enz.

Het aantal bewoners moet in die tijd zijn toegenomen.Er zijn vondsten in twee groepen: a. de Kuinder- of Tjongergroep, gekenmerkt door zgn. Gravettemesjes (pennemesjes met gebogen rug), gedateerd ca. 72007000 v.C. De mensen zijn wrsch. uit het zuiden gekomen. Vindplaatsen: Prandinge, Donkerbroek, Makkinga, Houtigehage, Kjellingen. b. de groep Zwartveen (De Leijen) (ca. 5000 v.C.), in 1938 ontdekt door J. Siebinga.

Zie: Boeles 11, 18-29; Vr. F. xxix (1929), 1-36; Mensch en Maatsch. (1934), 378-400; Een kwart eeuw Oudheidkundig Bodemonderzoek in Ned. (1947), 129-202.