schrijver (Makkum 20.8.1722-ca. 1798). Doopsgez. koopman en zeilmaker, beoefende in de tweede helft van zijn leven ijverig de dichtkunst in het Nederlands en in het Fr.: veel gelegenheidsrijmen, natuurgedichten, herdersverzen; paste als eerste de sonnetvorm toe in het Fr., d.w.z. in het Makkumer dialect.
Zijn werk is ongelijk van waarde, maar L. was niet zonder aanleg; hij toont de kunstopvattingen van zijn tijd en de invloed van de Hollandse literatuur in zijn dichtgenootschap; bovendien: van geen Fr. dialect is zoveel werk uit zo vroege tijd bewaard. De Fr. gedichten worden nieuw uitgegeven (1958).
Zie: N.B.W. iv, 901; Repert., 259; Piebenga (1957), 62.