De L. toont verschillende factoren van de bevolkingsgroei: levensduur, geboortencijfer, migratie enz.
Wanneer men de percentages der verschillende leeftijdsgroepen in de totale bevolking van Frl. vergelijkt met overeenkomstige percentages voor Nederland (alle cijfers zijn over 1955), vindt men voor de groepen van 0-4 jaar weinig verschil: Frl. 10,4 pct., Nederland 10,3. Ook van 5-19 jaar blijft het verschil gering: Frl. 27,6, Nederland 27,3. Wrsch. is het aandeel van deze groepen in Frl. wat groter door het vertrek juist in de laatste jaren van de iets ouderen. Hier vindt men: 20-34 jaar Frl. 19.2, Nederland 21,5 pct. Bij volgende leeftijdsgroepen wordt het verschil geringer: het feit dat de migratie uit Frl. tientallen jaren plaatsvindt, geeft een zekere nivellering. Wij noemen 45-54 jaar: Frl. 11,25, Nederland 11,32 pct.
In de groep 55-64 jaar vinden wij al de invloed van het relatief grote aantal bejaarden dat Frl. telt: Frl. 9,19, Nederland 8,65 pct. Nog sterker in de groep 65 t/m 79 jaar: in Nederland 7,2 pct. van de bevolking, in Frl. 8,7 De cijfers van Zeeland (9,1) en Groningen (8,5 pct.) liggen voor deze groep het dichtst bij Frl., van N.-Brabant (5,65) en Limburg (5,5 pct.) hetverst er van af. Zo ook boven 80 jaar: Frl. (1,7), Nederland (1,2 pct.). Het hoge percentage ouderen wordt enigszins verklaard door de migratie van jongeren: hierdoor stijgt het aandeel der ouderen in de bevolking. Ook is de terugkeer van ouderen en wrsch. een iets langere levensduur van invloed. Vergelijkt men de cijfers van 1955 met die van vroeger jaren, dan treft vooral de ook landelijk waarneembare veroudering van de bevolking door de betere gezondheidstoestand.
De groep 65 en ouder was in Frl. in 1830 4,2, 1880 5,7, 1920 7,7 en 1955 9,5 pct. van de bevolking. Zo steeg het aandeel van de groep 80 jaar en ouder van 1920-55 van 1,15 pct. tot 1,77 pct. zie Bejaardenzorg.