of kenings-orkena. Letterlijk: iemand die 'oorkondt' op grond van een eed aan de koning.
De K. in het oudfr. recht trad op vanwege de gemeenschap, zoals de eedhelper de partij bijstond. K.n werden door de skelta, in verschillenden getale, telkens voor bepaalde, meest processuele, handelingen aangewezen; later traden hiervoor speciaal sedert het jongere schoutenrecht — de atten of tolva op.
Daarmee werden deze beëdigde getuigen tot vaste functionarissen.Zie: Ph. Heek, Die altfriesische Gerichtsverfassung (Weimar 1894), 98 e.v.