Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

KLAARKAMP

betekenis & definitie

Cisterciënzer abdij onder Rinsumageest, gesticht 1165 van Clairvaux en Riddagshausen uit; visitatie bij Heisterbach (zie Caesarius). Zelf stichtte K. de vrouwenkloosters Sion en Genezareth en de mannenkloosters Bloemkamp en Aduard (1192).

Uithoven o.a. in Veenwouden en Timmel (Oostfrl.). De grote invloed van K. naar buiten is bekender dan het inwendig leven; het pleit voor K. dat abt Gerardus Jacobi 1570 visitator in N.-Nederland werd.

Hij week 1580 uit naar Groningen, vestigde zich na de val der stad in Franeker, waar zijn prior, Gerardus Agricola, het K.ster Weeshuis stichtte.Zie: St. Bonifatiusboek (Nijmegen 1927), 91-109;Vr. F. xxxvi (1941), 149-151; Bijdr. Kerkg. Frl. (Franeker 1951), 34-39; Repert., 399; Mon. Bat. 96-97.

Klaarkamp(st)ermeer. Drooggemaakt meer N.W. van Rinsumageest. Oudste octrooi tot droogmaking (1650); grotendeels voltooid in 1893. Behoort tot twee particuliere polders. N.O. hoek drassig.

Zie: Alg. Dienst Rijkswaterstaat, Beschr. Frl., 394. Klaarkampsterzijl. Leppezijl. Oude uitwateringssluis van het Leppegebied, nabij K. aan het W. einde van de bedijkte zeearm van het Dokkumer Grootdiep. Tegen 1500 verplaatst naar Dijkslobbe, even W. van Dokkum, 1583 binnen Dokkum.

De zijl was toen schutsluis. Afdamming van het Dokkumer Grootdiep (1729) maakte Klaarkampsterzijl overbodig.