vorst van Nassau-Dietz, prins van Oranje (Dessau 4.8.1687-Moerdijk 14.7. 1711). Zoon van Hendrik Casimir II, opgevoed te Lwd. door de Franeker predikant en prof.
Joh. Lemonon.
Toen zijn vader 15.3.1696 stierf, opvolger onder voogdij van zijn moeder Henriëtte Amalia, vorstin van Anhalt-Dessau. Studeerde te Franeker en Utrecht.Willem III benoemde hem tot erfgenaam en opvolger, maar Holland verzette zich tegen het laatste (1701). Bij de dood van Willem III (1702) was de zaak nog onbeslist. Vijf gewesten kozen geen stadhouder. De oorlog maakte verder alles onzeker. Hij werd geen lid van de Raad van State. De erfenis werd hem betwist.
Het prinsdom Oranje raakte in Franse handen. Met het Pruisische koningshuis ontstond er twist over de erfenis en de titel ‘prins van Oranje’. Sedert 1703 nam Friso actief deel aan de oorlog. In 1707 werd hij meerderjarig en stadhouder in het noorden, tevens generaal. Hij onderscheidde zich te Oudenaarde (1708), bij Malplaquet (1709) en Douai (1710). Op 26.4.1709 trouwde hij Maria Louise van Hessen-Kassel.
Tijdens de veldtocht van 1711 moest hij naar Den Haag om met de Pruisische koning over de verschillen te onderhandelen en verdronk bij de tocht over het Hollandsch Diep. Friso werd eerst te Oranjewoud en later (25.2.1712) te Lwd. begraven. Hij liet een dochter na, Anna Charlotte Amalia Louise. Op 1.9.1711 werd een zoon geboren, Willem Karel Hendrik Friso. -> Nassau.
Zie: C. J. Guibal, J.W.F. en zijn tijd (Amsterdam 1938); N.B.W. 1, 1224-1226; Repert., 256.