Heerma, naam van twee edele geslachten. Het eerste kwam tegen 1400 te Tsjum voor en stierf kort na 1600 uit: Gerrolt, grietman van Franekeradeel (1438).
Kleindochter Tieth (♱ 1542) huwtTjerck Tjercks Walta (f♱1522); hun zoon Johan (♱ 1561), grietman van Wonseradeel (1523, Gelders 1541), olderman van Bolsward (1558), nam de naam H. aan. Drie zoons: 1. Goslick (1531-1611), grietman van Wonseradeel (1560), olderman van Bolsward, afgezet wegens rebellie (1572); zijn tak stierf 1754 uit. Betachterkleindochter Sophia Jetske (1692-1727) huwt Frederik Christiaan van Voss (♱1758); hun achterkleinzoon Ulbo Jetze (1792-1871) nam de naam H. van Voss aan.
2. Douwe, substituut-grietman van Wonseradeel (1575), uitgeweken naar Groningerland, stamvader van de r.k. tak H. van Holwinde, veel officieren en enige geestelijken, in de rijksbaronnenstand verheven (1600), naar Roermond verhuisd in de 18deeeuw, uitgestorven ca. 1850.
3. Gerrolt (♱1589), grietman van Wonseradeel (1577-80), wiens tak met zijn kinderen uitstierf. Het andere geslacht, uit Deersum, is slechts uit 16de en 17de eeuw bekend: Otte (♱1583), grietman van Rauwerderhem (1578), lid van het Verbond der Edelen.
Zie: Stb. 1, 194; 11, 129; Sminia, Naamlijst, 162, 180, 268; Andreae, Nalezing, 54, 61, 68, 86-88; N.B.W. viii, 754.