Sinds de 17de eeuw een waterstaatkundige term voor de overgang van de toestand waarin landeigenaren individueel rechten en verplichtingen hadden ten opzichte van bepaalde waterstaatswerken, naar een toestand waarin deze rechten en verplichtingen over een gemeenschappelijk lichaam lopen. Er komt dan een bestuur dat het noodzakelijke onderhoud doet verrichten en de kosten omslaat over de landeigenaars.
Zo vervalt de arbeid met schop en spa.De G. was beperkt tot percelen dijk, lang 30 km of minder, ressorterend onder een der zeewerende waterschappen, onder Workum 2,5 km, onder Harlingen nog minder. G. kwam in Frl. 1579-1835 tot stand bij arbitrament, overeenkomst of reglement. G. was nodig, toen de dijk langs de kust 3 m boven vloedstand moest zijn. Een nevengevolg van G. was dat de dijk beweid werd door inscharing van schapen (soms zwaarder vee) ten bate van de gemeenschappelijke kas, en is een wijze van eigendomsovergang.
Zie: IJsselmeerdijken, 15-27, 128-175; J. P. Winsemius, Historische ontwikkeling.