Een der namen van de ca. 1950 in de Nederlandse dichtkunst optredende richting (vrije, associatieve beeldvorming, ‘lichamelijke’ gevoeligheid, typografische vrijheid, loslaten van traditionele vormen); in de Fr. literatuur bij Jan Wybenga en Jelle de Jong; in meer gematigde vorm bij M. J.
Brouwer, Tj. H.
Piebenga, Ella Wassenaer, D. v. d. Ploeg.
Het tijdschrift ‘Quatrebras’ vertegenwoordigt deze richting.