Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Aartsdiakonaat

betekenis & definitie

Bisdommen waren sinds de 11de-12de eeuw verdeeld in aartsdiakonaten. De aartsdiaken was de plaatsvervanger van de bisschop in een bepaald gebied voor taken waar geen bisschopswijding voor nodig was.

In het bisdom Utrecht behoorde het Gorecht tot Drenthe en daarmee tot het aartsdiakonaat van de proost van Sint-Marie in Utrecht. Deze liet zich door de deken van Drenthe vervangen. De Ommelanden behoorden in het bisdom Münster tot het aartsdiakonaat Frisia, dat ook een gedeelte van Oost-Friesland omvatte. De aartsdiaken van Frisia was een kanunnik van de Münsterse Dom: hij hield toezicht op de levenswandel van geestelijken en leken, mocht parochies oprichten, kerkgebouwen wijden, geestelijken benoemen en synoden houden. Het aartsdiakonaat Frisia was verdeeld in proostdijen. Westerwolde vormde een aartsdiakonaat in het bisdom Osnabrück.Lit.: G. Krüger, Der münsterische Archidiakonat Friesland in seinem Ursprungund seiner rechtsgeschichtlichen Entwicklung bis zum Ausgang des Mittelalters. Geschichtliche Darstellungen und Quellen 6 (Hildesheim 1925); C. Dekker, ‘De vorming van aartsdiakonaten in het diocees Utrecht in de tweede helft van de nde en het eerste kwart van de 12de eeuw’, Geografisch Tijdschrift 9 (1977) 339-360.