Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Aartsbisdom utrecht

betekenis & definitie

In de periode 1853-1956 was dit het bestuurlijke deel van de katholieke Kerk waartoe de katholieken in Groningen behoorden. Na de Hollandse Zending kreeg de Nederlandse kerkprovincie in 1853 weer een gebruikelijke kerkelijke organisatie met het aartsbisdom Utrecht en de bisdommen Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Breda en Roermond (Herstel van de Hiërarchie).

De aartsbisschop leidde zijn diocees met straffe hand. Een stroom van circulaires en brieven bracht boodschappen van paus en aartsbisschop over aan geestelijkheid en gelovigen.

De aartspriester verdween; de aartspriesterschappen werden omgezet in dekenaten. In 1854 kregen de parochiale kerk- en armbesturen hun reglementen. De pastoor werd de centrale figuur in de parochie. Het kerkbestuur had voor het beheer vaak de toestemming van de aartsbisschop nodig.

De aartsbisschop richtte in 1857 een priesteropleiding op, het grootseminarie Rijsenburg. Het kleinseminarie stond in Culemborg en later in Apeldoorn. Er waren voldoende priesterkandidaten. De katholieke Kerk bloeide in de tweede helft van de 19de eeuw. Er werden veel neogotische kerken gebouwd, ook in Groningen (zie rooms-katholieke -'kerkbouw, neogotiek).

Ondanks het feit dat de katholieke kerk huwelijksvruchtbaarheid propageerde, heeft

dit in de provincie Groningen niet geleid tot een toename van het aantal katholieken. In 1849 was 74% van de bevolking katholiek; in 1947 6%. Oorzaken: migratie en geloofsafval. De aartsbisschop benadrukte na 1900 het belang van katholieke maatschappelijke organisaties. Iedere katholiek werd aangespoord om lid te worden van zijn standsorganisatie of vakbond en later van zijn radio-omroep of sportvereniging. Een geestelijk adviseur (vaak de pastoor of kapelaan) kon de godsdienstige en zedelijke belangen bewaken.

In de stad Groningen bestond in de 19de eeuw een Liefdegesticht voor behoeftige ouderen en weeskinderen in de Butjesstraat/Pausgang. De R.K. Ziekenverzorging was gevestigd op de hoek St.Jansstraat/Schoolstraat. Zij betrok in 1925 een nieuw ziekenhuis (Rooms-Katholiek Ziekenhuis) in Helpman. Ook op het platteland werden katholieke bejaardenhuizen en een katholiek ziekenhuis (Winschoten) gebouwd. Nadat de financiële gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs een feit werd (1920), kwamen in bijna alle parochies katholieke lagere scholen.

Al deze instellingen en verenigingen hoorden bij de katholieke ‘zuil’. Het saamhorigheidsgevoel werd versterkt door de organisatie van massabijeenkomsten, de Katholiekendagen, of door het houden van bedevaarten.

Na wo II bleef de katholieke Kerk uitgaan van de eenheid van persoonlijk en maatschappelijk leven. De doorbraakgedachte werd afgewezen. In het mandement van 1954 verboden de bisschoppen het lidmaatschap van het socialistisch vakverbond. De meeste katholieken volgden hun bisschoppen. [Vos-Schoonbeek]

Lit.: Collectio Epistolarum Pastoralium, Decretorum aliorumque Documentorum (aartsbisdom Utrecht, 1853-1859) (Tilburg 1859); Collectio 1859-1895 (Utrecht 1896); Collectio 1895-1895 (Utrecht 1914); Analecta voor het aartsbisdom Utrecht, ingebonden jaargangen 1928-1956; H. Knippenberg, De religieuze kaart van Nederland (Assen en Maastricht 1992).