Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Aardgas

betekenis & definitie

Een mengsel van vluchtige koolwaterstoffen en andere gassen, dat zich als vulling van poriën en kleine spleten van poreuze gesteenten in de ondergrond heeft opgehoopt. In Groningen wordt aardgas aangetroffen in een zandsteenlaag die zich tussen ca. 2600 en 3000 m diepte bevindt en geologisch het Rotliegend wordt genoemd.

Onder de zandsteenlaag bevinden zich afzettingen uit de Carboonperiode (286-360 miljoen jaar geleden). Het aardgas is ontstaan bij de inkoling van veenlagen uit deze afzettingen tot steenkool door de toegenomen temperatuur en druk als gevolg van nieuwe aardlagen die er bovenop werden afgezet. Het gas dat bij de inkoling vrijkwam zocht zich een weg naar boven en kwam terecht in de poriën van de zandsteenlaag. Een ondoordringbare zoutlaag bovenop de zandsteenlaag houdt het aardgas in deze laag gevangen.Bij een proefboring van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (nam) op het land van boer Boon bij Kolham in de gemeente Slochteren werd op 22 juli 1959 op ruim 2600 m diepte aardgas onder hoge druk aangetroffen. Om de omvang van het gasveld vast te stellen werden vervolgens proefboringen uitgevoerd bij Delfzijl, het Schildmeer, Noordbroek en Bierum. Dat het om een grote hoeveelheid ging, werd bekend toen de Belgische senator Leemans tijdens een debat over de Europese energievoorziening in het Europese parlement in oktober 1960 meldde dat in Groningen een aardgasveld van 300 miljard m3 was ontdekt. Dit zorgde voor veel opschudding. Vanuit Nederland werd met stelligheid ontkend dat het om dergelijke hoeveelheden ging.

In juli 1962 presenteerde de minister van Economische Zaken in de ‘Nota inzake het Aardgas’ het beleid aangaande de aardgasvondst. De winningsconcessie werd verleend aan de nam. Voor de inkoop, het transport en de verkoop van het aardgas werd een nieuwe maatschappij opgericht, de NV Nederlandse Gasunie. In de nota werd aangekondigd dat de exploitatie en verkoop (ook export) van aardgas voortvarend ter hand zou worden genomen. De nota gaf tevens aan dat het gas uit Groningen moest gaan zorgen voor de gehele woningverwarming in Nederland, een positie die tot dan toe door steenkool werd ingenomen. Eind 1963 werd het eerste aardgas aan de Nederlandse Gasunie geleverd.

De capaciteit van het Groningen-veld werd toen op 1100 miljard m3 gesteld, waarmee het het grootste aardgasveld ter wereld was. In 1997 is de oorspronkelijke aardgasvoorraad van het Groningen-veld vastgesteld op 2900 miljard m3. Door de gunstige doorlatendheid van de zandsteen en de hoge druk van het aardgas is daarvan 2680 miljard m3 exploiteerbaar. Qua inhoud is het het derde aardgasveld ter wereld.

Als gevolg van de energiecrisis van begin jaren ’70 werd het aardgasbeleid bijgesteld. In de Energienota van 1974 werd het kleineveldenbeleid geïntroduceerd. Het Groningenveld wordt geconserveerd door zoveel mogelijk kleine velden op het vasteland en het continentaal plat in productie te nemen. Daarmee zal langer aan de binnenlandse huishoudelijke vraag naar aardgas van Groningen-kwaliteit (‘G-gas’) kunnen worden voldaan. Medio jaren ’90 was ongeveer de helft van het geproduceerde gas afkomstig uit ‘kleine velden’. Uit een deel van de kleine velden wordt hoogcalorisch aardgas (‘H-gas’) voor industrieel gebruik samengesteld.

G-gas bestaat voor 81% uit het brandbare methaan en voor 14% uit stikstof. H-gas heeft vooral wat minder van het onbrandbare stikstof.

Het Groningen-gasveld heeft een oppervlakte van 900 km2. Er zijn 29 productielocaties met in totaal zo’n 300 productieputten. De productielocaties zijn in principe onbemand en worden geregeld en bewaakt vanuit een centrale controlekamer in Hoogezand-Sappemeer. Per dag kan ongeveer 450 miljoen m3 aardgas worden geproduceerd. De jaarlijkse productie van het Groningen-veld bereikte zijn maximum in 1976 (95 miljard m3) en was in 1997 40 miljard m3.

Het aardgas staat onder hoge druk en komt dus ‘vanzelf’ naar boven. Door jarenlange productie is de druk geleidelijk afgenomen. Om toch aan piekvraag in de winter te kunnen voldoen, zijn ondergrondse gasopslagen gerealiseerd bij Grijpskerk (voor H-gas) en Langelo (Drenthe, voor G-gas). Daar wordt in de zomer aardgas van elders in een gedeeltelijk leeggeproduceerd gasveld gepompt om bij piekvraag te kunnen bijdragen aan de levering.

De afname van de druk in de aardgashoudende lagen zorgt voor een zekere samendrukking (compactie) van deze lagen. Dit heeft aan het oppervlak bodemdaling tot gevolg en kan leiden tot kleine aardbevingen.

Het economisch belang van het Groninger aardgas is moeilijk te becijferen. Iets eenvoudiger ligt dat voor de directe aardgasbaten van de Nederlandse Staat. De hoogste baten uit vennootschapsbelasting en niet-belasting middelen had de Staat in het begin van de jaren ’80, ca. 20 miljard gulden per jaar. Eind jaren ’90 ligt dat bedrag tussen 6 en 10 miljard gulden per jaar. [De Bruin, Delvigne, Van der Heide]

Lit: Nederland en zijn aardgas. KV Nederlandse Gasunie (Groningen 1998); A. Correljé, Hollands Welvaren (Hilversum 1998).