Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Arbeidswetgeving

betekenis & definitie

De A. vloeit direct voort uit de bijzondere positie van den arbeider: zijn economische afhankelijkheid als gevolg van de scheiding van de arbeid en het bezit der productiemiddelen, welke bescherming van den werknemer in zijn arbeidsverhouding noodzakelijk maakt. De A. omvat alle op de arbeidsverhouding direct of indirect betrekking hebbende of daarop gebaseerde wettelijke maatregelen en is als wettelijke uitdrukking van de sociale politiek op dit gebied een onderdeel van de algemeene sociale wetgeving, die een ruimer terrein (o.a. woningwet, drankwet, enz.) bestrijkt.

Doel van de A. is den werknemer in het algemeen te beschermen tegen roofbouw op zijn arbeidskracht en gevaren van de arbeid (beschermingswetten), door verzekering de nadeelen van zijn geringe materiëele reserve bij werkloosheid, ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouderdom (verzekeringswetten) althans voor een deel te compenseeren en regelingen tot stand te brengen voor organisatie en overleg (arbeidsovereenkomsten, bedrijfsraden, arbeidsbemiddeling, arbeidsgeschillen, enz.). Maatschappelijk vindt de A. haar uitgangspunt in de erkenning van de waarde van de arbeidskracht als factor der nationale welvaart en in de toenemende economische en politieke macht van de arbeidersklasse. Daar het van groot belang is, dat de arbeiders hun rechten kennen en deze geldend kunnen maken, wordt door de vakvereenigingen meestal rechtskundig advies en rechtskundige hulp aan de leden verstrekt.

In het algemeen wordt van kapitalistische zijde een „ethisch minimum” als niet te overschrijden basis voor de A. beschouwd, terwijl o.a. bij de A. in Nederland het streven bestaat door particulier initiatief tot stand gekomen maatregelen in de A. in te schakelen. Tevens is een sterk streven aanwezig om de uitvoering der maatregelen waar mogelijk over te laten aan de belanghebbenden werkgevers en werknemers - en hun organisaties.

In verband met de geleidelijke ontwikkeling der A., welke ook in Ned. een aanvang nam bij bepalingen ten behoeve van kinderen en vrouwen en ten opzichte van bepaalde gevaren, zijn de betreffende bepalingen in een groot aantal verschillende wetten vastgelegd, terwijl in het belang van een soepele toepassing zeer veel bij algemeene maatregel van bestuur (arbeidsbesluit, werktijdenbesluit, enz.) nader is en wordt geregeld. De arbeid in fabrieken en werkplaatsen, kantoren en winkels (werk- en rusttijden, verbod van kinderarbeid, bepalingen betreffende gezondheid en zedelijkheid, leerlingenwezen, enz.) is in hoofdzaak geregeld bij de Arbeidswet 1919. Algemeene bepalingen betreffende de veiligheid zijn neergelegd in de Veiligheidswet 1895. Voor enkele afzonderlijke bedrijfstakken is een en ander geregeld in de Phosphorluciferwet 1901, Mijnwet 1904, Caissonwet 1909, Steenhouwerswet 1911, Stuwadoorswet 1914, Huisarbeiderswet 1933. Bepalingen betreffende schepelingen bevat het Wetboek van Koophandel. Al deze wetten met verschillende wijzigingen en aanvullingen.

Voor de sociale verzekeringswetten: Ongevallenwet, Ziektewet, Invaliditeitswet, Ouderdomswet Verzekering; Verzekering tegen werkloosheid Werkloosheidsverzekering ; Bedrijfsradenwet zie: Georganiseerd overleg.

De arbeidsovereenkomst ← is geregeld in het B.W. en de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomsten 1927, de arbeidsbemiddeling^ in de Arbeidsbemiddelingswet 1930, de regeling van arbitrage <r in arbeidsconflicten in de Arbeidsgeschillenwet 1923.

Een bijzondere plaats in de A. wordt ingenomen door de Landarbeiderswet 1918, tot het verkrijgen door landarbeiders van land met woning in eigendom of land in pacht (zie: Landarbeidersvraagstuk).

De arbeidsinspectie, in Nederland geregeld bij de Arbeidswet, is belast met handhaving van en toezicht op de naleving van de arbeidswetten. Art. 427 van het Verdrag van Versailles heeft de grondslag gelegd voor instelling van een dergelijke dienst in alle landen, terwijl de Int. Arbeidsconferentie van 1923 een ontwerpaanbeveling betreffende de organisatie heeft aangenomen. Behalve toezicht is de taak van de arbeidsinspectie het geven van adviezen betreffende voorkoming van ongevallen en ter bevordering van veiligheid en gezondheid der arbeiders in de bedrijven, enz., waarvoor nauwe samenwerking met de organisaties der werkgevers en werknemers gewenscht is. De arbeiders en hun vertegenwoordigers moeten vertrouwelijk klachten kunnen indienen. Bovendien bezit de regeering in de arbeidsinspectie een instantie, die in staat is haar over de toestand van het bedrijfsleven in verschillende opzichten in te lichten.

Aan het hoofd van de arbeidsinspectie (Centrale Dienst) staat een Directeur Generaal van de Arbeid, waaronder een belangrijk ambtenarencorps, dat behalve inspecteurs en inspectrices, enz., medische en technische adviseurs omvat. Het land is voor de arbeidsinspectie verdeeld in 10 districten benevens 3 districten voor de inspectie van de havenarbeid, met als districtshoofd een hoofdinspecteur van de arbeid, bij wien o.a. in eerste instantie de beslissing omtrent aanvragen van overwerkvergunningen berust. De Directeur Generaal van de Arbeid brengt jaarlijks een centraal verslag der arbeidsinspectie uit. De kosten der arbeidsinspectie bedroegen in het begin van haar bestaan (1890) ƒ 19.000 per jaar, in 1940 ruim één millioen.

Ten behoeve van de arbeidsinspectie vereischt de Arbeidswet een arbeidskaart voor bepaalde categorieën arbeiders (jeugdige personen en gehuwde vrouwen) of voor bepaalde arbeid (steenhouwers, stuwadoors) af gegeven door of vanwege den burgemeester en vermeldende naam en geboortedatum benevens, voor jeugdigen, naam en woonplaats van het gezinshoofd, voor gehuwde vrouwen gegevens betreffende huwelijk en bevallingen. Voor alle bedrijven vereischt de Arbeidswet een door het hoofd of den bestuurder der onderneming op een voor alle arbeiders vrij toegankelijke plaats opgehangen arbeidslijst, waarop voor alle arbeiders werk- en rusttijden en de wekelijksche vrije rustdag zijn vermeld, benevens de standplaats van het districtshoofd der arbeidsinspectie, aan wie een afschrift moet worden toegezonden. Door deze lijst is het voor de controleerende ambtenaren mogelijk overschrijding van de toegestane arbeidstijd onmiddellijk vast te stellen. Tevens moet in het bedrijf een arbeidsregister aanwezig zijn, waarop de namen en geboortedata van alle op de arbeidslijst voorkomende arbeiders zijn vermeld. Deze regeling is door de Conventie van Washington in 1919 betreffende de 8-urendag en 48-urenweek (zie: Int. Arbeidsbureau Int. Arbeidsconferentie) voor alle landen, die deze hebben geratificeerd, verplicht.

Over alle zaken betreffende de sociale wetgeving wordt aan den minister, behalve door de arbeidsinspectie wat betreft haar gebied, advies uitgebracht door de Hooge Raad van Arbeid Niet hiermede te verwarren zijn de Raden van Arbeid ← die in samenwerking met de Rijksverzekeringsbank belast zijn met de uitvoering van de sociale verzekering. Ook de Bedrijfsraden ← zijn bij de uitvoering van de A. betrokken. In Ned. Indië ressorteeren de A. en de arbeidsinspectie onder het Kantoor van Arbeid.

Ook hier werden in verband met het lidmaatschap van de Volkenbond eenige regelingen der Int. Arbeidsconferentie doorgevoerd (Poenale sanctie zie: Koelie). Internationale organisatie der A. zie: Int. Arbeidsbureau.

Lit.: P. A. Diepenhorst, De Ned. Arbeidswetgeving, 1921/31 ; Arbeiterschutzgesetzgebung (i.d. versch. landen) H.d.S. ; A. Thomas, Int. Arbeiterschutzgesetzgebung, id.

Erg. Bnd. ; H. Sinzheimer, Arbeitsrecht, H.d.S. ; E. Lederer und J. Marschalk, Arbeiterschutzgesetzgebung, G. d.S. IX/II, V. ; La réglementation du travail des enfants et des jeunes gens (B.I.T.) 1935 ; L’organisation int. du travail et les assurances sociales (B.I.T.) 1936 ; Le statut légal des travailleuses (B.I.T.) 1938 ; Rapport sur la détermination de principes généraux pour l’inspecteur du travail (C.I.T.) 1923; Recommandation adoptée par la C.I.T. 1923 ; Prévention des accidents, Rapport de la C.I.T. 1929 ; Bibliographie d’hygienne industrielle, Chronique de la sécurité industrielle, Série léglislative, Recueil int. de jurisprudence du travail (périodiques B.I.T.) ; Centraal verslag van de arbeidsinspectie ; Een greep uit het vele vijftig jaar arbeidsinspectie, 1940. ^ook: Arbeidstijd, Bedrijfshygiëne.