Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Arbeidsdienst

betekenis & definitie

die verplicht of vrijwillig in de meeste landen voorkomt, heeft twee uitgangspunten, die zich in de practijk vaak min of meer vermengen. De A. als mobilisatie en organisatie van de arbeidskracht van het geheele volk ten behoeve van de staat, is reeds in 1920 in Bulgarije als verplichte A. ontstaan voor herstel van de materieele en economische schade van de oorlog.

Deze verplichte A. heeft in het algemeen, o.a. in Duitschland, naast het economisch een militairpolitiek karakter en is meestal op de zelfde leest als de militaire dienstplicht geschoeid. De vrijwillige A., is uit de jeugdbeweging voortgekomen, waarbij de opvoedende waarde van collectieve lichamelijke arbeid en gemeenschapsleven in de werkkampen, enz. op de voorgrond staat.

In een deel van de Duitsche jeugdbeweging werkte bij het ontstaan van deze vorm van A. mede het gemis aan de in haar oogen vormende waarde van de, na 1918 afgeschafte, militaire dienstplicht. In Zwitserland vond de vrijwillige A. zijn uitgangspunt bij de studenten, die zich elk jaar vrijwillig beschikbaar stelden tot het verrichten van arbeid van openbaar nut vooral ook hulp aan de arme bergboeren, herstel van schade door natuurgeweld, enz. tevens met als doel contact tusschen de verschillende bevolkingsgroepen en de opvoedende waarde van handenarbeid.

Vanuit deze vorm van A. zijn ook internationale verbindingen tusschen verschillende organisaties ontstaan en is internationale hulpdienst bij natuurrampen verricht.Uit de vrijwillige A. der jeugdbeweging ontstonden met de toenemende werkloosheid de werkkampen voor jongere werkloozen, waarbij de waarde van de arbeid bezigheid, gemeenschapsleven en in enkele gevallen ook scholing voor hen die deze verrichten, voorop staat. Hier ligt een principieel onderscheid, dat niet geheel met het verschil tusschen verplichte en vrijwillige A. samenvalt, nl. tusschen A. als dienst aan de staat of gemeenschap en A. uitsluitend ten behoeve van hen die daaraan deelnemen. Ook hier kunnen natuurlijk in de practijk beide elementen zich vermengen. Onderscheid dient te worden gemaakt tusschen A. en werkverschaffing, al zullen de grenzen niet altijd scherp zijn. Ook bij A. is het werkobject van principieel belang. Loondruk of concurrentie met normale arbeid (arbeid tegen normaal loon) mogen doel noch gevolg zijn.

Openbaar nut en rentabiliteit vormen geen voldoende criteria. Veeleer moet voor werkobjecten van de vrijwillige A. sociaal nut tegenover economisch nut op de voorgrond staan, zooals. dit o.a. het geval is bij de door de jeugdbeweging voor eigen of algemeen gebruik tot stand gebrachte jeugdherbergen, sport- en ontspanningsterreinen, enz.

In Ned. heeft A. tot nu toe slechts de vorm aangenomen van werkkampen voor jongere werkloozen, waarvan de leiding berust bij verschillende jeugd- of religieuze organisaties, onder toezicht en met 75% steun van de regeering. „Lange kampen” pl.m. 8 weken, „korte kampen” 1-3 weken. In 1936 omvatte deze A. echter nog geen 10% van het totale aantal jongere werkloozen.

De Arbeidersbeweging staat in het algemeen wantrouwend tegenover de A. in verband met het gevaar voor concurrentie en loondruk door vrijwillige A., terwijl door verplichte A. de vrijheid van arbeid en van de arbeidersbeweging in gevaar wordt gebracht.

Lit.: Arbeitsdienst in 13 Staaten (Berichte und Vorträge des Int. Arbeitsdiensttages in Seeligberg, Schweiz 1937), Schw. Zentralstelle für freiwilligen Arbeitsdienst, Zürich.