Eenheid van energie (uitspraak: kaa-loo-RIE).
Een calorie (van Lat. ‘calor’, warmte) is de warmte die nodig is om één gram water op zeeniveau één
graad in temperatuur te verhogen. Dit is erg weinig, daarom wordt vaak de kilocalorie (afgekort met kcal), gebruikt. Dit is de hoeveelheid warmte die nodig is om één kilogram water één graad Celsius te verwarmen. Een calorie was lange tijd een maat voor de hoeveelheid energie die vrijkomt als eten in je lichaam wordt verbrand. Deze maat (‘eenheid’) is vervangen door de joule: 1 joule = 0, 2388 calorie (cal), 1 calorie = 4, 1868 joule. Veel mensen gebruiken nog de vertrouwde calorie. In de voedingsindustrie en bij sommige diëtisten en afvalclubs wordt de kilocalorie nog wel gebruikt als maat voor de hoeveelheid energie in eten. Hoe meer joules of calorieën in eten zitten, des te langer duurt het voordat je lichaam dat eten heeft verbrand. De verpakking van levensmiddelen vermeldt vaak de hoeveelheid calorieën: KJ…, Kcal… Dat is handig om te weten als je een dieet volgt om af te vallen.
Calorieën zitten vooral in vetten en koolhydraten, die je via de dagelijkse maaltijden binnenkrijgt. Calorieën zorgen voor energie en zijn nodig om bijvoorbeeld goed te kunnen sporten. Wie veel energie verbruikt, heeft veel calorieën nodig. Wie weinig beweegt, kan beter voeding gebruiken waar weinig calorieën in zitten. Beter gezegd: voeding met weinig vetten en koolhydraten. Van te veel calorierijk voedsel en weinig beweging kom je snel in gewicht aan. Een volwassen vrouw met gemiddeld gewicht heeft zo’n 2000 kcal per dag nodig, een volwassen man ongeveer 2500 kcal.
Kijk ook bij energie, voeding.
