Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

bloedgroep

betekenis & definitie

Een combinatie van eiwitten op de buitenkant van de rode bloedcellen.

Zo’n combinatie in je bloed is erfelijk bepaald. Je wordt ermee geboren en de combinatie is niet door de dokter of wie dan ook te veranderen. De bekendste bloedgroepen zijn A, B, AB en O (in het ABO-systeem) en de resusfactoren ‘positief’ en ‘negatief’ van het resusfactorsysteem. De Weense arts Karl Landsteiner is de ontdekker van het ABO-systeem. Hij keek wat er gebeurde wanneer je rode bloedcellen en eiwitten uit het bloed van mensen bij elkaar doet. Soms kwamen er klonten in het bloed, soms niet. Zo vond hij uit dat er drie soorten bloed bestaan: A, B en O (hoofdletter ‘O’, niet nul). Dat werden er later vier (AB kwam erbij). Bij elke soort zitten er andere eiwitten in je bloed. Iemand anders ontdekte later nog een verschil bij bloed: de resusfactor. Als je bij een ongeluk veel bloed hebt verloren, krijg je in het ziekenhuis extra bloed (bloedtransfusie). Dat bloed komt altijd overeen met je eigen bloedgroep, want anders word je ernstig ziek. Bloed uit verschillende bloedgroepen mag nooit worden vermengd. Mensen met een bloedgroep die weinig voorkomt, dragen daarom vaak voor de zekerheid de naam van hun bloedgroep bij zich voor als ze na een ongeluk in het ziekenhuis belanden, dan misschien bewusteloos zijn en dit niet meer kunnen noemen.

Kijk ook bij bloedtransfusie, resusfactor.