Kloosterkleed, waarvan de basis een langbovenkleed is, opgeschort door een cingel, een riem of sjerp. In sommige orden en congregaties aangevuld met een scapulier en een schoudermantel en in vrouwenorden een hoofdbedekking. De oude, contemplatieve mannenorden gebruiken veelal het woord pij in plaats van habijt, zoals bijvoorbeeld de franciscanen en de trappisten.
Het dragen van het habijt is sterk afgenomen.