Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wilhelm Emanuel von Ketteler

betekenis & definitie

Geboren te Münster 25 December 1811, ontving zijn opleiding aan de domschool in Münster en vervolgens op een Jezuïetenschool te Brieg in Zwitserland. Hij studeerde eerst te Göttingen, Berlijn, Heidelberg en München in de rechten, was van 1834—1838 referendaris te Munster, gaf eenigen tijd privaatonderwijs en studeerde van 1841—1844 te München en te Münster theologie.

Na zijn wijding (1844) kapelaan te Beckum en daarna pastoor te Hopsten in Westfalen. Door het kiesdistrict Lengerich werd hij naar de Duitsch-Nationale vergadering gezonden.

Op 16 September 1848 hield hij zijn beroemde redevoering op het graf van Lichnowsky. In 1849 proost aan de Hedwigskerk te Berlijn en in 1850 bisschop teMainz.

Die benoeming werd mogelijk gemaakt door een onrecht, professor Leopold Schmid in Gieszen aangedaan, dien de Jezuïeten haatten, en wiens verkiezing tot bisschop van Mainz ongeldig werd verklaard. Ketteler was een felle propagandist voor de oppermacht van de kerk boven den staat.

Hij maakte zijn beginselen bekend in zijn geschrift: Das Recht and der Rechtschutz der katholischen Kirche in Deutschland. Onder den minister Dalwigk begon hij de vrijheden, aan de Roomsch-Catholieke kerk toegekend, te gebruiken en uit te breiden.

Ketteler was een volbloed Ultramontaan. Hij stichtte een godgeleerde school bij het bisschoppelijk seminarie te Mainz en veroorzaakte de opheffing van de theologische faculteit te Gieszen.

Verschillende orden en congregatiën dankten aan hem haar oorsprong, zooals die der schoolbroeders en schoolzusters, der Capucijnen, der Jezuïeten voor wie hij een huis stichtte, voorts de RoomschCathoiieke Gezellenvereeniging, de Maria hulpvereeniging enz., voorts weezen en verbeteringsgestichten.

Sedert 1848 stelde het episcopaat eischen aan den staat en von Ketteler steunde deze eischen met alle macht.

In twee memoden werden ze voorgelegd aan de regeeringen van Hessen-Darmstadt, Keur-Hessen, Baden, Nassau en Würtemberg (1851 en 1853). In Darmstadt werden ze, dank zij de hulp van de RoomschCatholieke vorstin, aangenomen.

Een geheime conventie met Hessen (1854) was oorzaak, dat de staat daar afstand deed van een aantal rechten, welke hij tevoren ten opzichte van de kerk bezat. De geestelijke rechtspraak werd hersteld en de Catholieke vereenigingen van het staatstoezicht vrijgesteld.

De geestelijkheid kreeg een grooten invloed op het onderwijs. Al wat maar dienen kon om de heerlijkheid der kerk grooter te maken vond bij von Ketteler sympathie.

Hij gaf in 1855 den stoot tot het elfde eeuwfeest van Bonifacius. Bij de afkondiging van het leerstuk der onbevlekte ontvangenis te Rome (1854—1855) was hij tegenwoordig.

Hij stond vooraan in de rijen der feestvierenden in 1867, toen Petrus en Paulus herdacht werden. Op het Vaticaansche concilie (1870) behoorde hij eerst tot de oppositie.

Hij was tegen het onfeilbaarheidsdogma niet, omdat hij de waarheid, maar wel, omdat hij de opportuniteit van dit dogma loochende.

Op het concilie kwam hij tot andere inzichten.

Later werd hij een warm voorstander van het dogma. Hij eischte in herderlijke brieven, dat men zich aan de uitspraken van het concilie onderwerpen zou.

In 1871 werd hij als afgevaardigde verkozen naar den eersten Duitschen rijksdag, waar hij de aanvoerder werd van de clericale partij.Von Ketteler was een begaafd en schrander man, stoutmoedig en krachtig, maar hij was op en top Ultramontaan. Alles moest medewerken tot meerdere glorie van de alleen-zaligmakende kerk. In 1877 begaf hij zich naar Rome en hij overleed op de terugreis in het klooster Burghausen bij Augsburg.

Hij schreef o. a. Freiheit, Autorität und Kirche, 7e druk. Die wahren Grundlagen des religiösen Friedens, 3e druk. Das allgemeine Konzil und seine Bedeutung für unsere Zeit, 5e druk. Die Zentrumsfraktion auf dem ersten deutschen Reichstage (1872). Voorts Predigten (2 din., 1878) en andere geschriften over het arbeidersvraagstuk.

< >