Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Tafelen der Wet

betekenis & definitie

Volgens Ex. 32 : 15, 16, waren de eerste „tafelen der getuigenis” (Ex. 31 : 18), of „tafelen des verbonds” (Deut. 9:9) Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift, in de tafelen gegraveerd; ze waren op de eene en de andere zijde beschreven (Ex. 32 : 15,16). Beide, de keuze van den steen tot het materiaal der tafelen alsook het graveeren der „tien woorden” (Deut. 4 : 13) in de tafelen, door Jehova zelf, wees op de onvergankelijke duurzaamheid der Wet.

De onmiddellijke oorsprong der geschreven wet van God, beantwoordde aan de onmiddellijke afkondiging der gesproken Wet van den Sinaï door den mond des Heeren (Ex. 20 : 1). Van de grootte der tafelen staat er niets.

Keil veronderstelt, dat ze ongeveer 1V2 M. lang en 1 M. breed waren. Hare vier zijden waren dan nog groot genoeg om de 172 woorden der Wet te bevatten.De tweede tafelen, na de verbreking der eerste vanwege Israëls zonde met het gouden kalf, zijn echter op Gods bevel door Mozes uitgehouwen en door God alleen beschreven (Ex. 34:1; Deut. 10 : 1, 2). Er lag blijkbaar een teeken van Goddelijke goedkeuring in besloten van Mozes’ ijver, waarmee hij toornde over de bondsbreuk eeneren van zijn tusschenkomst voor het volk bij God anderzijds. Nu op zijn krachtige voorbede het verbroken verbond weer hersteld was, mocht hij het materiaal voor twee andere tafelen den Heere aanbieden. Ongetwijfeld heeft hij ze dan ook naar het model der eerste gehouwen en heeft de Heere ze weer aan beide zijden beschreven.

De eerste, door God zelf gemaakt, waren volgens den grondtekst „van steen” in het enkelvoud (Ex. 24 : 12; 31 : 18). De tweede, door Mozes gehouwen, daarentegen „van steenen” in het meervoud (Ex. 34 : 1, 4); terwijl in Deut. 4 : 13; 5 : 22; 9 : 9—11; 10 : 1—4, het meervoud „tafelen van steenen” van beide door elkander gebruikt wordt. Het verschil wordt door Keil daaruit verklaard, dat Mozes de beide tafelen niet uit één steen, maar uit twee steenen gehouwen heeft, terwijl van de eerste alleen gezegd kan worden, dat God ze van steen heeft gemaakt, daar niemand weet of Hij er één of twee steenen voor bezigde.

Zie over de verdeeling der Wet art.: Geboden (Tien); voorts Keil, Commentar Ex. 34 : 1 v.v.