Deze naam komt in de Schrift slechts éénmaal voor; in Marc. 7 : 26; daar is sprake van een Grieksche vrouw maar van geboorte uit Syro-Fenicië. in Matth. 15 : 22 wordt zij een Kananeesche vrouw genoemd. Toen Israël Kanaan in bezit nam woonde in Fenicië een volk, verwant aan de volkeren van Kanaan, daarom spreekt Mattheus van een Kananeesche vrouw.
Marcus noemt haar een Grieksche, eene Syro-Fenicische, omdat hij meer let op de taal die ze sprak en de provincie, waartoe zij behoorde. Syro-Fenicië is het gebied dat bij Syrië behoorde en waarin de steden Tyrus en Sydon lagen; het moet onderscheiden worden van Lybo-Fenicië, aan de Noordkust van Afrika.