(498—514), paus. Na den dood van paus Anastasius (498) vond in Rome een dubbele verkiezing plaats.
Op 22 November 498 werd in de Lateraankerk tot paus gewijd de op Sardinië geboren diaken Symachus en op den zelfden dag werd in de kerk Sta. Maria Maggiore gewijd de aartspriester Laurentius.
In dit schisma, dat was ontstaan door de kerkelijke politiek van den keizer werd de ariaansche koning van Italië Theodorik de groote gemengd. Deze laatste verklaarde zich voor Symachus.
Laurentius schijnt zich teruggetrokken te hebben. In 499 bepaalde Symachus in de Pieterskerk, dat elke belofte aan een toekomstigen paus of poging om stemmen te werven met afzetting en excommunicatie gestraft zou worden.
Wanneer een paus plotseling sterft en hij heeft niets aangaande zijn opvolger uitgelaten, dan zal degene, die met algemeene stemmen door den clerus gekozen is, gewijd worden; bij verschil van inzicht zal de meerderheid der stemmen altoos beslissen. Spoedig daarna leefde het schisma weer op, ofschoon Laurentius bisschop van Nocera geworden was.
Symachus werd o.a. beschuldigd van echtbreuk en verkwisting van kerkegoed. Theodorik gelastte een onderzoek, en bij die gelegenheid werd uitgesproken door Ennodius van Pavia, dat de paus, die zelf rechter over allen was, niet door een mensch kon geoordeeld worden.
De aanhangers van Laurentius werden als schismatieken veroordeeld.
De aanklacht tegen Symachus werd ter zijde gelegd.
Laurentius trok zich in 505 voor goed terug en eindigde zijn leven op het landgoed van een senator als asceet. Toen was de vrede hersteld en Symachus maakte van deze gunstige situatie gebruik om in Rome nieuwe kerken te stichten.