Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sion

betekenis & definitie

Van den Sion wordt in het Oude Testament voor het eerst melding gemaakt in 2 Sam. 5 : 7 (parallelle plaats 1 Kron. 11 : 5), waar verhaald wordt hoe David „den burcht Sion”, die tot dusver in de handen der Jebusieten geweest was, inneemt en maakt tot „stad van David”. Van hier wordt naar 1 Kon. 8 : 1 (parallelle plaats 2 Kron. 5 : 2) de ark opgebracht naar Salomo’s tempel, nadat ze eenigen tijd in „Davids stad” had gerust (2 Sam. 6 : 16).

In de profetische geschriften wordt herhaaldelijk van den Sion gesproken. Maar dan zien we, dat een begripsverschuiving heeft plaats gehad. Immers daar is Sion de benaming van den tempelberg, vgl. Jes. 10:12,24:23 en andere plaatsen. Een plaats echter als Micha 3 : 12 (vgl. Jer. 26 : 18) laat ons zien, dat het bewustzijn nog levendig was, dat de Sion en de tempelberg oorspronkelijk niet dezelfde waren.

Nog breeder wordt het begrip, wanneer Sion ook aanduiding wordt van Jeruzalem (b.v. Jes. 10 : 24; Jer. 3 : 14) en dus ook van haar inwoners (b.v. Jes. 1 : 27; 23 : 5). Vandaar „de jonkvrouw, de dochter Sions”, personificatie van de inwoners van Jeruzalem (Jes. 39 : 22). Eindelijk is Sion zelfs geworden tot benaming van het aan den Heere trouw gebleven deel der in ballingschap weggevoerde Judeërs (b.v. Jes. 40:9; 52 : 1 ; Zach. 2 : 7).

Ditzelfde proces kunnen we ook terugvinden in het spraakgebruik der Psalmen, zie b.v. Ps. 2 : 6, 89 : 2, 5, 134 : 3.

In de boeken der Maccabeën wordt de tempelberg met haar gebouwen steeds „Sion” en „berg Sion” genoemd (b.v. 1 Macc. 12 : 36 v.).

De vraag, in welk gedeelte van Jeruzalem we den oorspronkelijken Sion, den burcht der Jebusieten, de stad van David, zullen hebben te zoeken is niet altijd op dezelfde wijze beantwoord.

Tot op het midden der vorige eeuw was men gewoon Eusebius en Hieronymus te volgen, die meenden, dat we den Sion zullen hebben te identificeeren met den Zuid-Westelijken heuvel van Jeruzalem. Vandaar dat de in het Zuidwesten der huidige stad gelegen poort Bab 'ênNëbi-Daoed (de poort van den profeet David) door de traditie de „Sionspoort” wordt genoemd en „Davids graf” in een gedeelte van het gebouwen-complex en Nebi Daoed wordt getoond.

Dan komt er echter een ommekeer en ondanks den tegenstand der Roomsch-Catholieke traditionalisten wordt sindsdien de gedachte algemeen eigendom, dat we den Sion zullen hebben te identificeeren met Jeruzalems ZuidOostelijken heuvel. Zoo ook de Revue biblique 1906 bl. 629 v.v., die, ofschoon zelf geredigeerd door Paters Dominicanen, een scherp oordeel uitspreekt over iedere poging om de traditie in dezen te handhaven.

De spraak der feiten is dan ook te duidelijk.

a. De Davidsstad ligt lager dan de tempel, waarheen men opgaat (2 Sam. 24 : 18 v.; 1 Kon. 8:4); ook lager dan Salomo’s paleis (1 Kon. 9 : 24) dat op zijn beurt weer lager lag dan de tempel (2 Kon. 11 : 19; Jer. 26: 10; 36:10-12). Waar nu de plaats van den tempel op den Oostelijken heuvel noch door de traditie noch door eenig onderzoeker ooit in twijfel is getrokken, en anderzijds de Zuid-Westelijke heuvel hooger ligt dan de Oostelijke, is uit de bovengenoemde plaatsen ook geen andere conclusie mogelijk dan deze, dat de Davidsstad met den Zuid-Oostelijken heuvel moet worden geïdentificeerd.
b. In Neh. 3 wordt gesproken over den herbouw van Jeruzalems muren. Nu is er geen twijfel mogelijk of de hier gegeven beschrijving begint met het Noord-Oosten der stad en gaat van het Oosten naar het Westen. Zoo komen we in vs. 13 bij de Mistpoort aan de Westzijde van het Tyropéondal, in vs. 15 bij de Bronpoort aan de Oostzijde daarvan. Daarop volgen (vs. 15) „de trappen, die van de Davidsstad naar beneden loopen”, welke dus in het Zuiden van de stad moeten gezocht worden, te meer waar we met de hierop volgende Waterpoort (vs. 25 v.) reeds bij het koninklijke paleis zijn aangekomen.
c. Eindelijk is in Neh. 12 : 31—39 sprake van de inwijding van den stadsmuur. Twee koren Levieten-zangers worden opgesteld. Het eene trekt Zuidwaarts naar de Waterpoort, dus in de richting van het koninklijk paleis. Het andere trekt Noordwaarts naar de Efraïmspoort. Zoo treffen ze elkander op den tempelberg. Ook hier is weer sprake van Bronpoort en de trappen der Davidsstad, die blijkens de richting der marschroute in het midden der stad moeten gezocht worden. En daar Neh. 2 : 13 v. leert, dat Westpoort en Bronpoort tegenover elkander lagen aan de beide zijden van het Tyropéondal, zijn we met „de trappen der Davidsstad” aangekomen bij den Zuid-Oostelijken heuvel tusschen het Tyropéon- en het Kidrondal.

Daarbij komt dan nog de overweging, dat alleen de Zuid-Oostelijke heuvel van Jeruzalem de eenige, altijd vloeiende bron beheerscht, die deze omgeving rijk is. Wat de naam Sion beteekent is ondanks de vele verklaringen ons ten eenenmale onbekend.