Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Burcht

betekenis & definitie

I. Wordt gebruikt van natuurlijke vestingen, ontoegankelijke hoogten en holen van het Joodsche gebergte, voornamelijk van de naar de Doode Zee heenvoerende bergpassen.

Deze dienden (Richt. 6 : 2) (waar Luther hetzelfde woord door vestingen overzet) tot toevluchtsoord voor de Midianieten; maar voornamelijk voor David (1 Sam. 22 : 4 ook 1 Kron. 12 : 14, 16), waar het hol Adullam zoo genoemd is. Andere schuilhoeken van deze soort (in ’t Hebreeuwsch in het meervoud) vond hij (1 Sam. 23:14, 19) in de woestijn Zif.

Bij den terugblik op zulke toevluchtsoorden noemt hij dan ook den Heere zijn toeverlaat en zijn burcht (Ps. 31:4; 71:3; 91 : 2; 18 : 3).II. De burcht Zion, welke David veroverde en tot zijn woonplaats maakte (2 Sam. 5 : 7, 9; 1 Kron. 12 : 7), vandaar dat zij ook de stad Davids genoemd werd, neemt de Zuidelijke en hoogste der vier bergen van Jeruzalem in, die naar het dal Hinnom en Tofet steil afdaalt.