Sekte, wier aanhangers in de Pandsjab (Noord-West Voor-lndië) in de eerste helft der 19e eeuw een afzonderlijk rijk hadden. Omstreeks 1500 trachtte Nünak, de stichter dezer sekte, een vereeniging tusschen Hindoes en Mohammedanen te bewerken, waarbij beiden hun voornaamste godsdienstige geschriften, de Veda’s en den Koran zouden verwerpen.
De beweging, hoewel bestreden door Moslems en Brahmanen, breidde zich toch uit. Omstreeks 1700 werd een staat gesticht, die echter spoedig door den GrootMogol werd vernietigd.
Langen tijd leefden de Sikhs als roovers, tot in 1792 Randzit-Singh hun rijk in de Pandsjab herstelde. In 1848 werd Lahore, hun hoofdstad, en het geheele rijk door de Engelschen onderworpen en bij hun groot Indisch gebied gevoegd.
De godsdienst der Sikhs is monotheïstisch, afgoderij is niet geoorloofd; hun boek is de Adi-óranth, een metrisch werk, dat hoog vereerd wordt. Nanak’s godsleer is, naar men in Indië kan verwachten, pantheïstisch getint.