Mr., geboren 1812 te Batavia, overleden 1881 te Scheveningen, was rechterlijk ambtenaar in Nederlandsch-indië en daarna lid van den Raad van Nederlandsch-indië; was Minister van Koloniën van 1856—1858 en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaai van 1860—1866. Op onderwijsgebied was hij in de Kamer medestander van Groen van Prinsterer. 1 Juni 1866 trad hij op als Minister van Koloniën in het Ministerie Mijer-Van Zuylen-Heemskerk, dat o.m. oplossing van Koloniale vraagstukken op zijn program had.
Groot opzien verwekte daarom de benoeming op 15 September d. a. v. van Mr. Mijer tot Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-indië.
De ontstemming over dit feit uitte zich in de Tweede Kamer in de bekende motie-Keuchenius. Mijer trad in 1872 af als Gouverneur-Generaal.