zijn zwervende herdersvolken, die in extensieve veeteelt hun bestaan vinden. Hun woonplaatsen zijn de toendra’s, de steppen, de savannen en de woestijnen.
In het Noorden wonen de Lappen en Samojeden; in de wijde steppen van Azië o.m. de Toengoezen, Mandsjoes, Mongolen, Kalmücken, Kirgiezen, welke laatste ook in de Russische steppen zwerven. Groote beteekenis in de geschiedenis hebben vooral de nomaden in Voor-Azië; vandaar uit trokken de Hamietische herdersvolken naar Afrika (Berbers, Galla, Somali, Massai); de Semietische nomaden zwierven in Arabië en overstroomden meer dan eens de naburige landen.Kenmerkend voor vele nomaden is allereerst hun maatschappelijke organisatie, die gebouwd is op het instituut van de groot-familie. Een groot-familie is een familie, waar de getrouwde zonen met hun gezinnen geen zelfstandige nederzettingen vormen, maar in de familie van den vader blijven, die de leiding geheel in handen heeft. Zoo berust dus de sociale inrichting op het patriarchaat. De waardigheid is erfelijk in de mannelijke lijn; de eerstgeboren zoon heeft een bevoorrechte plaats. Door de vereeniging der gezinnen tot één groot-familie is het bezit dikwijls aanzienlijk. Een Engelsche reiziger, Atkinson, vertelt ervan: „Het is een grootsch gezicht de geweldige kudden te zien, als zij zich uitbreiden over de wijde steppen.
Volstrekt niet ongewoon zijn kudden van 8—10000 paarden, meer dan 1000 kameelen, 20000 runderen en 50000 schapen. Een hoofdman der Kirgiezen bezat alleen reeds meer dan 10000 paarden”. Dat zijn getallen, die aan het veebezit van Job doen denken. Om genoegzamen weidegrond te vinden zwerven de nomaden door de steppen en woestijnen; meestal gaan die tochten door bepaalde streken, waar zij zomer- en winterweiden hebben. Reeds van de Rubenieten wordt ons het weidegebied beschreven tusschen Jordaan en Eufraat (1 Kron. 5 : 9).
Het voortdurend trekken der nomaden geeft hun een groote beweeglijkheid. Daardoor konden zij naburige landbouwende volken gemakkelijk aanvallen, waardoor deze door hen gevreesd worden en dikwijls in afhankelijke betrekking staan (bijv. de dadelhoveniers in de Arabische oasen, die feitelijk in knechtschap der Bedoeienen leven). Meer dan eens hebben de horden der nomaden de omringende landen overstroomd. Zoo de Hunnen tegenover China, later in de Groote Volksverhuizing tegenover de Europeesche volken. Zoo de nomaden van Arabië tegenover de landbouwers in het Tweestroomenland en Syrië. Hierdoor hebben de nomaden een groote beteekenis in de historie.
Zelfs neemt Pater Schmidt aan, dat zij een groote rol spelen in de beschavingsgeschiedenis. Volgens hem hebben de cultuurvolken hun beschaving te danken aan de vermenging van de patriarchale nomaden met de matriarchale landbouwende volken.