(hebraïseering van Ne-ke-oe) was een van de krachtigste koningen der 26ste dynastie van Egypte. Zoon van Psamtik I, heeft hij geregeerd van 610—594.
Toen hij aan de regeering kwam, was zijn vader sinds 6 jaren gewikkeld in een strijd, dien het vervallende Assyrië had te voeren tegen de verbonden Oemman-Manda en de Chaldeën onder Nabopolassar. Wanneer na Nineve’s val (612) Asjoer-oeballit het rijk tracht te hervormen met Haran als hoofdstad, komt Necho hem in 609 te hulp (zie C.
J. Gadd, The fait of Nineveh), wat ook in 2 Kon. 23 : 29, 2 Kron. 35 : 20 uitdrukkelijk wordt gezegd.
Waarom Josia van Juda zich daartegen verzet, is niet duidelijk (zie artikel Josia). In ieder geval, deze wordt bij Megiddo verslagen en gedood, waarna Necho tot den Eufraat doordringt en van Ribla uit de troonsopvolging in Jeruzalem regelt (2 Kon. 23 : 33 v.).
In 605 wordt hij echter door Nebukadnezar op zeer beslissende wijze bij Karkemis verslagen, waarna hij gedwongen wordt zich met het Nijldal tevreden te stellen (2 Kon. 24 : 7).Voorts staat Necho bekend als de man, die door een groot kanaal, dat Gosen doorsneed, Nijl en Roode Zee verbond, welk kanaal door Darius van Perzië opnieuw is uitgegraven. Het uitzenden van een vloot met Fenicische lieden, die Afrika omzeilde (zie Herodotus IV 42) bewijst welke groote plannen hij had. Van hun verwerkelijking hooren we echter niets.
