Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Müller

betekenis & definitie

I. Julius Muller, geboren te Brieg in Silezië in 1801, zoon van den veldprediker, later predikant van Ohlau, Kari Daniël Müller.

Hij studeerde te Breslau, Göttingen en Berlijn eerst in de rechten. Later studeerde hij theologie en Tholuck had daarbij een grooten invloed op hem.

In 1825 werd hij predikant van de gemeenten Schönbrunn en Rosen bij Strehlen. Daar verkreeg hij naam met zijn boek tegen Theiner Zur Beurttilung der Schrift u.s.w.

Tengevolge van de vrijmoedigheid, waarmede hij in de Evangelische Kirchenzeitung voor de vrijheid der kerk tegenover den staat optrad (1829), kwam hij in gedrang. Hij werd privaat-docent in de practische theologie te Göttingen en in 1834 buitengewoon hoogleeraar aldaar.

In 1835 werd hij gewoon hoogleeraar te Marburg, waar hij veel bijval vond. Hij was een wetenschappelijk goed onderlegd man, die de positief-geloovige richting was toegedaan.

Zijn hoofdwerk is het algemeen bekende boek: Die christliche Lehre von der Sünde (2 dln) 1839. In 1839 ging hij naar de universiteit in Halle.

Op de generale Synode van 1846 trad hij op als verdediger der Consensus-Union tegenover de Lehr-Union.

In 1848 werkte hij krachtig mede tot het ontstaan van den Duitsch-Evangelischen Kirchentag.

Hij gaf met Neander en Nitzsch het Zeitschrift für christliche Wissenschaft und christliches Leben uit (1850—1861). In 1870 gaf hij Dogmatische Abhandlungen uit.

In 1857 werd hij getroffen door een attaque, maar met groote energie bleef hij, ofschoon eenigszins een gebroken man, nog 22 jaar arbeiden. In 1878 stierf hij in Halle.

Hij behoorde tot de z.g.n. Vermittelungs-theologen. [ 24.II. Georg Muller, 1805—1898, Duitscher, Baptistisch-predikant te Bristol in Engeland, 1829, waar hij in 1834 de Vereeniging tot verspreiding van Bijbelkennis stichtte, en als leider van allerlei Christelijk-philantropischen arbeid optrad. Meer dan 75 scholen werden door hem gesticht, niet alleen in Engeland, maar ook in Spanje, Italië, Indië. Te Bristol deed hij vijf groote weeshuizen verrijzen. Ook deed hij evangelisatie-reizen naar Amerika, Indië, Palestina, Australië, Afrika, China, Japan enz. Nooit heeft hij financieelen steun voor zijn arbeid gevraagd; al het benoodigde geld ontving hij op zijn gebed.

III. Friedrich Max Muller, geboren 1823, gestorven 1898, is een der bekendste Sanskritisten uit de 19e eeuw. Hij studeerde te Leipzig, Berlijn en Parijs en ging in 1846 naar Engeland. Daar werd hem opgedragen de uitgave der Rigveda, die zijn naam als taalgeleerde vestigde (Rigveda Sanhita, the sacred hymne of the Brahmans). In 1851 werd hij benoemd tot lector, in 1854 tot gewoon hoogleeraar aan de Oxford-universiteit. Toen in 1868 aan deze universiteit gesticht werd een professoraat in de vergelijkende Philologie, was hij van zelf de aangewezen man voor dien hoogleeraarszetel.

In 1875 legde hij zijn ambt neer en wijdde zich, in opdracht van de universiteit, geheel aan de studie en uitgave van oude texten (Praticakhyä, Dhammapada, e. d.). Behalve een grammatica van het Sanskrit verschenen van zijn hand onderscheiden werken, als History of the ancient Sanscrit literature, Essay on comparative Mythologie, Lectures on the Science of language, Lectures on the origin and growth of religion as illustrated by the religions of India, e. d. Voorts hield hij tal van academische voordrachten over de literatuur en de religie der Brahmanen. Zijn verdiensten werden erkend door de benoeming tot lid van den Privy Council.