Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Moraal

betekenis & definitie

Dit woord komt van het Latijnsche woord mos, zede, en kan in verschillende beteekenissen gebruikt worden. In de eerste plaats wordt het gebezigd in den zin van zedeles, conclusie voor ons zedelijk leven zedelijke leer, b.v.: de moraal van dit verhaal is etc.

Ten tweede kan het aanduiden het zedelijk leven zelf in onderscheiding van het religieuse leven. Zoo spreken wij van religie en moraal, en bedoelen dan met het eerste den inhoud van ons geloof en verstaande onder het tweede èn de normen voor ons doen èn ons leven naar die normen.

In verband daarmee wordt dit woord ook wel gebruikt om het zedelijk peil aan te geven, b.v.: daar of daar staat de moraal niet hoog. En eindelijk is het woord moraal ook voor velen de naam voor zedeleer, een naam, die van Cicero afkomstig is.

Tegen deze benaming kan echter dit bezwaar worden ingebracht, dat het Latijnsche woord mos, waarvan moraal is afgeleid, uitsluitend ziet op de zede en op de uiterlijke gedraging. Daarom bezigen wij liever den naam Ethiek, omdat hierdoor gewezen wordt op het innerlijke (zie art. over Ethiek, Deel II).

Wat de moraal als zedelijk leven of zedeleer betreft, leert ons Gods Woord, dat er van een onafhankelijke moraal of een autonome moraal geen sprake kan zijn. De moraal moet gebonden zijn aan de wet des Heeren en is dus onderworpen aan God; zij is derhalve niet vrij in zichzelve, maar kan alleen moraal zijn in den vollen en schoonen zin van het woord, wanneer zij in alle verhoudingen en uitingen van ons zedelijk leven zich enkel en alleen voegt naar den geopenbaarden wil des Heeren.

Eindelijk is er alleen een zuivere moraal mogelijk op de basis van de religie. De tweede tafel van de wet steunt op de eerste, en wanneer de eerste wordt losgelaten, wanneer de mensch God verlaat, kan hij de zedelijke normen tenslotte niet meer handhaven.

De moderne mensch moge meenen de zedelijkheid te kunnen bewaren zonder religie, doch de praktijk heeft bewezen, dat overal waar de religie overboord wordt geworpen, de zedelijke beseffen verflauwen, het zedelijk peil zinkt, de moraal verslapt, en de zedelijke verwildering toeneemt. Van een vrije en irreligieuze moraal kan geen sprake wezen.