Dochter van Amram en Jochebed (Numeri 26 : 59), zuster van Mozes en Aaron; reeds een jonge maagd toen zij de wacht hield over het biezen kistje in de rivier (Exodus 2:8).
Zij leidde later, na den doortocht door de Roode Zee, het gezang der vrouwen, dat het gezang der mannen beantwoordde. In Exodus 15 : 20 wordt zij profetes genoemd, en dit wijst op een bizondere leiding des Geestes die zij genoot, en het aanzien dat zij deswege bij het volk had. Toen zij van haar plaats misbruik maakte, door haar broeder Mozes te bestraffen, vanwege de niet-Israëlietische afstamming van zijn vrouw, werd zij ten teeken van het goddelijk misnoegen over dit optreden dat ongetwijfeld Mozes’ gezag en invloed bedreigen kon, door God gestraft met een melaatschheid die zeven dagen duurde, en op Mozes’ voorbede weer van haar week. Zij stierf te Kades in het laatste jaar van de omzwerving in de woestijn, ongeveer 140 jaar oud (Exodus 20 : 1).
