De eerste bewegingen die onder dezen titel vallen is de z.g.n. Laymen’s Missionary Movement (Leeken Zendingsbeweging).
Zij dateert van 1906 toen de Evangelische kerken in de Vereenigde Staten het eeuwfeest vierden van het begin der buitenlandsche zendingsondernemingen der Amerikaansche kerken. Zij werd geïnspireerd door de Studenten Vrijwilligerbeweging.
Het was den voorstanders dezer beweging opgevallen dat de kerken in de Vereenigde Staten niet gereed waren om allen uit te zenden die door deze „Movement” en haar inspireerend motto: „de Evangelisatie der wereld gedurende dit Geslacht”, (The Evangelisation of the World in this Generation) waren aangevuurd geworden om zich, na volbrachte studie, aan de buitenlandsche zending te wijden.Op een vergadering, op 15 November 1906 in New York City gehouden, werd na langdurige biddende overweging door 75 „laymen” (dat is kerkleden buiten het ambt van predikant staande) besloten om allerwege de kerken, vooral de gewone leden, wakker te schudden voor de zaak der zending. Het doel was om de kerkelijke „Boards” (Zendingsbesturen) te helpen in hun werk, door in elke plaatselijke kerk een „Zendingscommissie” in het leven te roepen om met den plaatselijken leeraar samen te werken opdat alle kerkleden en aanhangers (adherents) op verstandige en genoegzame wijze de zending zouden steunen en uitbreiden. Groepen van voorname en bekwame zendingsvoorstandersen zendelingen togen naar een groot aantal van de grootere steden der Unie. Een feestmaal werd aangericht, honderden van de voornaamste kerkleden en anderen zaten aan den disch, en na afloop des maaltijds werden ze op begeesterende wijze toegesproken. Allerwege werden bovengenoemde comité’s gevormd.
Als direct gevolg van dezen arbeid werd in tallooze Evangelische kerken een „Every Member Canvass” gehouden, d. i. elk kerklid werd aangespoord en verzocht om niet alleen de zending te bestudeeren, maar elke week een contributie daarvoor af te zonderen. De „Duplex Envelop” werd allerwege ingevoerd, i. e. een envelop met twee afdeelingen, de ééne voor de gewone gemeentelijke uitgaven, de andere voor de zending. Wekelijks werden deze naar de kerk mede genomen. Het resultaat was dat binnen de eerste tien jaren de gaven voor de zending in de Vereenigde Staten en Canada meer dan verdubbeld werden, waardoor een veel grooter aantal zendelingen kon worden uitgezonden naar het buitenland dan ooit te voren.
Ook de contributies voor de Inwendige Zending zoowel als voor eigen plaatselijke kerkelijke behoeften stegen door deze „mobiliseering” van duizenden kerkleden die vroeger weinig of niets op systematische wijze opbrachten voor de zending. Nog steeds worden de vruchten geplukt van deze beweging en de „Every member Canvass” wordt door vele kerken telken jare vernieuwd. J. Champbell White was de eerste Algemeene Secretaris dezer Beweging, die in 1910 te Chicago een groot „Congress” hield.
Toen kwam een tweede machtige Zendingsbeweging op — de Inter-Church World Movement. Zij dateert van 1919.
De voornaamste Zendingsbesturen der Evangelische kerken besloten destijds om, zonder kerkelijke organische unie, zoowel als zonder amalgamatie der verschillende „Boards”, de handen ineen te slaan om tezamen het gansche inwendige en uitwendige zendingsveld te bestudeeren, (United study of the world field), een gemeenschappelijk budgette vormen, gezamenlijk de verscheiden kerkengroepen te bearbeiden (united cultivation of the home church), en een gezamenlijke oproep voor finantieelen steun te doen uitgaan. Die oproep zou niet alleen uitgaan tot de eigenlijke kerkleden, doch ook tot geïnteresseerde buitenstaanders. Verder zou men een gemeenschappelijk program uitwerken. Het oorspronkelijke plan was om drie honderd en dertig millioen dollars of meer tezamen te brengen en pro rato te verdeden onder en voor allerlei godsdienstige en filanthropische ondernemingen der deelnemende kerken. Hoofddoel echter zou de bevordering van zendingsactie zijn en blijven.
Met enorme sommen gesteund door schatrijke zaken-menschen, toog men aan den arbeid om „surveys” (overzichten) te maken van het veld, binnen en buiten Noord-Amerika. Reeds in 1920 verschenen er twee deden van de World Survey, het eene over het buiten- en het andere over het binnenland, boekwerken vol hoogst belangrijke statistiek. Het voornemen werd bekend gemaakt om nog veel meer dergelijke deelen uit te geven.
Groepen van sprekers gingen wederom het geheele land door, vóór de onderneming pleitend. Een ware kruistocht van sprekers. Plotseling echter werd de zaak stop gezet. Een „Interchurch” rapport over een werkstaking onder de staalarbeiders (Steel Strike, in September 1919 begonnen), joeg vele geldmannen in het harnas tegen de geheele Beweging die naar zij beweerden de stakers te veel begunstigde. Zij onttrokken hun steun, de grootsche kantoren te New York werden gesloten — en de zaak ging nog plotselinger te gronde dan zij was begonnen. De ondernomen taak bleek veel te groot te zijn.
Gedurende het optreden dezer Beweging had de Laymen’s Movement zich terug getrokken om niet als mededingster te worden aangemerkt. Na het fiasco der „Interchurch World Movement” echter stelden de vroegere leiders der „Laymen’s Movement” pogingen in het werk om de oude „Leekenbeweging” weder op gang te krijgen. In 1924 werd de Laymen’s Church League provisioneel gevormd in New York City. Gedurende Mei 1925, op een „General Men’s Conference” te Colombus, Ohio, vergaderend, werd de naam veranderd tot Men’s Church League (Mannenkerkbond).
De „Algemeene Verklaring” dezer Beweging meldt als het beoogde doel om oud en jong te brengen tot levende gemeenschap met den Zaligmaker, om Christus’ beginselen op het sociale leven toe te passen, om de studie der religie allerwege, in en buiten de scholen der natie, te bevorderen, om het zendingsbevel ernstiglijk te bestudeeren als de hoofdtaak der kerk, om aardsche bezittingen op adequate wijze toe te wijden aan den Christus, voor geestelijke doeleinden, om competente leiders voor dien arbeid te kweeken, en om voor deze doeleinden samen te werken als „leeken van alle evangelische kerken”. Het hoofdkwartier dezer „League” is gevestigd te New York, 541 Lexington Ave.
Benevens de laatstgenoemde Beweging die nog min of meer in proces van formatie is, arbeiden sedert 1918 en reeds vroeger, in het Zuiden der Unie, Men’s Evangelistic Clubs. Zij bestaan uit Christelijke zakenmannen, in hoofdzaak althans. Als „gospel teams” trekken zij des avonds per auto uit naar allerlei plaatsen die min of meer geestelijk verwaarloosd zijn, om van en voor den Christus te getuigen. Hun dienst is vrijwillig. De eenige gesalarieerde arbeider is de „zanger”, die ook de vergaderingen belegt.
Voorts is het aangegeven doel en den toeleg dezer Clubs, dat de leden ervan allerwege en bij elke gepaste gelegenheid mannen toespreken over hun relatie tot Christus, om hen voor Hem te winnen. De Clubs eischen geloof in het gebed, en in den Bijbel als het onfeilbaar Woord Gods, en het krachtigste middel om mannen voor Christus te winnen. Vele schriftgedeelten worden door de leden dezer Clubs verspreid. Elke week vergadert men, gewoonlijk in verband met een „lunch”, om te rapporteeren over verrichten arbeid en om nieuwe opdrachten van spreekbeurten te ontvangen. Eens per jaar vergaderen leden dezer Clubs in groote conferenties. Buizende „bekeeringen” en nog veel meer nieuwe „toewijdingen” (re-consecrations) worden ieder jaar gerapporteerd.
Iets van dezen arbeid wordt ook in Noordelijke Staten verricht door Brotherhoods van plaatselijke kerken (Broederschappen) waarvan de eerste in 1892 georganiseerd werd in New York, N. Y., vooral uit Baptisten samengesteld.