Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johann Tetzel

betekenis & definitie

Geboren 1455, zoon van een goudsmid te Leipzig. In 1489 Dominicaner monnik.

Met een opdracht van Rome, om in 1502 het jubeljaar te prediken, begon Tetzels aflaathandel. Hij doorreisde Duitschland in dienst van verscheiden heeren, overal zijn aflaten aanprijzende.Meestal gelukte hem dat zeer goed, maar hij vond ook wel tegenstand bijv. in Ulm bij den prediker Krafft. Tetzel stond in Rome hoog aangeschreven. Hij was echter geen onbesproken man. Hij had twee kinderen. In Insbrück zou hij verdronken zijn, als zijn straf door voorspraak van den keurvorst Friedrich van Saksen niet veranderd ware in levenslange kerkerstraf. Uit de gevangenis werd hij vrijgelaten en nu dreef hij op onbeschaamde wijze weder zijn aflaathandel.

In dienst van den hoofdcommissaris, den aartsbisschop Albrecht van Mainz, voorzien van pauselijke brève’s, reisde hij van plaats tot plaats, maar hij mocht in Saksen niet komen. Op zijn doorreis door Duitschland kwam hij te Jüterbogk en Zerbst, zeer dicht bij Wittenberg. Luther bemerkte in den biechstoel de treurige gevolgen van den aflaathandel. De Bijbelsche leer der boete zag hij met voeten getreden. De echtheid van Tetzels woorden „Sobald das Geld im Kasten klingt, die Seele aus dem Fegefeuer springt” is bewezen. Later maakte hij het nog erger door te zeggen: „Noch schneller als das Ablassgeld den Boden der Kiste erreicht, die Seele aus dem Fegefeuer erlöst ist”.

Het werd bij Luther als een vuur in zijn binnenste. Eerst predikte hij tegen den aflaat, maar op 31 October 1517 sloeg hij naar academisch gebruik 95 stellingen aan tegen de deur van de slotkerk te Wittenberg. Die stellingen hadden alle betrekking op den aflaat. Niemand meldde zich aan om met Luther te disputeeren. Tetzel alleen roerde zich geweldig. Hij verbrandde de stellingen van Luther te Jüterbogk en stelde tegenover Luthers theses 106 stellingen, die echter niet door hem maar door Prof.

Wimpina opgesteld waren. In die stellingen werd de leer van den aflaat verdedigd met een beroep op Thomas Aquinas. De universiteit te Frankfurt a/Oder benoemde Tetzel nu tot doctor theologiae. Luther antwoordde in 1518 met een Sermoen van den aflaat en de genade. Tetzel schreef daarop Vorlegang wijder eynen vormessen Sermon. Luther gaf nu een tweede geschrift uit: Freiheit eines Sermonspäpstlichen Ablass belangend.

De aflaathandel hield op, met den spot van het volk beladen. Tetzel werd door Von Miltitz gedaagd om voor hem te verschijnen. Eerst na den tweeden oproep verscheen hij. Hij ontving een zware berisping en hij moest daarbij de aanklacht hooren, dat hij aflaatgeld gestolen had. Nu wilde Tetzel in zijn angst het land uitvluchten. Hij werd echter te Leipzig in 1519 door een ziekte aangetast, die hem ten grave sleepte.

Luther had hem nog een deelnemenden brief geschreven. (Zie art. Luther.)

< >