is afgeleid van een Grieksch woord isagögè, dat „inleiding” beteekent. Onder deze „inleiding” verstond men oudtijds de voorbereidende studie, noodig voor het recht verstaan en verklaren van de Heilige Schrift.
Sedert de 18e eeuw is „isagogiek” hetgeen met een anderen naam „inleidings-wetenschap” wordt genoemd.
Haar vader is de Roomsch-Catholieke geleerde Rich. Simon (pl.m. 1690), die door een „critische geschiedenis van den tekst van het Nieuwe Testament” wilde komen tot „een vasten grondslag voor de goddelijkheid van het Christendom”. Met den juisten tekst zou ook de waarheid zijn vastgesteld der boeken, „die door alle Catholieke kerken werden erkend”.
Vele Protestantsche theologen in de 18e en 19e eeuw gingen op dit voetspoor verder, zonder dat voor hen het gezag der kerk van kracht was. Zoo ontstond er een „inleidingswetenschap”, die zich bezighoudt met het onderzoek naar het ontstaan, de samenstelling, de lotgevallen van den canon der Heilige Schrift, zoowel van Oude als van Nieuwe Testament.
Zij kwam op met de wetenschap der historie, en in een tijd, dat het reformatorisch standpunt ten opzichte van de Heilige Schrift werd vergeten en verlaten. Daardoor stelde zij zich op het standpunt, dat van de resultaten van haar onderzoek de geloofwaardigheid van de boeken der Heilige Schrift afhankelijk was.
Bij al den verdienstelijken wetenschappelijken arbeid, die aan deze „inleidings-wetenschap” te danken is, moet in het oog gehouden, dat hetgeen als resultaat van zuiver critisch en historisch onderzoek werd gepresenteerd, dikwijls bepaald en beheerscht werd door het wijsgeerig en theologisch uitgangspunt van den onderzoeker.
Gewoonlijk onderscheidt men in de „isagogiek” een algemeen en een bijzonder deel. Het eerste beschrijft de wording en de geschiedenis van de verzameling der bijbelboeken, d. i. van den canon van Oude en Nieuwe Testament als geheel ; het bijzonder deel vraagt naar de boeken afzonderlijk, en stelt een onderzoek in naar den schrijver, de lezers, de bedoeling enz. van ieder der bijbelboeken.
Ook wordt in een „inleiding” tot het Oude of Nieuwe Testament dikwijls de geschiedenis van den tekst kort behandeld.
Met het loslaten van de Heilige Schrift als canon verliet eigenlijk de „isagogiek” of „inleidings-wetenschap” haar bestaansrecht als afzonderlijk onderdeel der theologische wetenschap. Velen erkennen dan ook, dat haar object feitelijk een onderdeel vormt van de Israëlietische en de oud-Christelijke literatuur-geschiedenis.
Formeel ook vormt datgene, wat gewoonlijk in een „inleiding” wordt behandeld, geen eenheid. De geschiedenis van den tekst, de vraag naar den schrijver, de lezers enz. van een bijbelboek, de geschiedenis van de verzameling van een aantal geschriften zijn zaken, welker bespreking in één verband alleen gemotiveerd is door de idee, dat die geschriften canon zijn.
Slechts uit practische overwegingen behouden sommigen nog de „isagogiek” als onderdeel der theologische wetenschap en den naam „inleiding” vast, omdat zij onder dezen naam kunnen samenbrengen velerlei wetenswaardigs, het resultaat van allerlei wetenschappelijken arbeid aan de boeken van Oud en Nieuw Testament.