Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gordel

betekenis & definitie

In de Oostersche landen werden, zoowel door mannen als door vrouwen, lange kleederen gedragen, die afhingen tot op de voeten. Deze dracht, hoe sierlijk ook, had echter haar bezwaren.

Er deden zich gevallen voor, waarin men door het bijna slepende gewaad in zijn bewegingen werd gehinderd. Daarom moest het, bij het verrichten van velerlei arbeid, en vooral bij het reizen, dat destijds meestal te voet geschiedde, worden opgeschort.

Men nam het dan saam in een breeden plooi, die ter hoogte van de lendenen door een gordel werd vastgehouden (Ex. 12 : 22; 1 Kon. 18 : 46). Met dit opschorten der lendenen werd niet alleen bereikt, dat men zich gemakkelijk en vrij kon bewegen; door den strak toegehaalden gordel werd ook het lichaam gestevigd, en alzoo te beter bekwaamd voor de inspanning, welke het arbeiden of reizen medebracht.

In den gordel hing de scheede van het zwaard (Richt. 3 : 16; 1 Sam. 25 : 13; 2 Sam. 20 : 8, 10). Ook diende de gordel als tasch, o.a. voor schrijfgereedschap (Ezech 9 : 2).

Kooplieden droegen er een buidel aan met gewichten en kleine weegschaal (Matth. 10 : 9; Marc. 6:8).Meermalen wordt van den gordel zinnebeeldig gesproken, niet slechts in gunstigen (Jes. 11:3) maar ook in ongunstigen zin (Ps. 109 : 19).