Waar in onze vertaling sprake is van drachmen, vertaalt de Latijnsche Vertaling darieken (1 Kron. 29 : 7; Ezra 8 : 27; 2 : 69; Neh. 7 : 70, 71, 72). De dariek en de halve dariek waren de eerste munten, die onder de Joden officieel werden ingevoerd: zij waren van Perzischen oorsprong en bestonden in goud en zilver.
De zilveren dariek droeg ook den naam van zilveren sikkel en had de waarde van 60 centen. Wij weten niets met zekerheid van het gehalte noch van de koopwaarde, die deze gouden en zilveren munten hadden in dien tijd.
In lateren tijd wisselt de munt met de overheerschers en in de dagen van het Nieuwe Testament komt naast de zilveren denarie en penning ook de Attische drachme voor met de waarde van ongeveer 42 centen. De didrachme (Matth. 17:24) is met den stater (Matth. 17:27), welke de waarde had van vier drachmen, van Tyrischen oorsprong en omdat hij overeenkwam met de oude Hebreeuwsche munt, werd hij bestemd voor de tempelschatting, ter waarde van ongeveer f 1.50.
