Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Buonarotti Michel Angelo

betekenis & definitie

Geboren den 6den Maart 1475 en gestorven den 17den Februari 1564, behoort tot de beroemdste en geniaalste Italiaansche kunstenaars van het tijdperk der Hoog-Renaissance of van het Cinquecento (1500—1580). Tegelijk architect, beeldhouwer en schilder heeft hij op dit drieërlei gebied meer dan eenig ander den stempel van zijn machtige persoonlijkheid op zijn werken gedrukt.

Ook heeft hij als dichter naam gemaakt.Als architect was hij het hoofd van een richting, die met terzijdestelling van de statische en architectonische beginselen een meer decoratieve en schilderachtige opvatting van de bouwvormen huldigde, een richting, die door de overdrijving van de minder talentvolle opvolgers van den genialen meester tot den lateren barokstijl heeft geleid. Zijn architectonische talenten heeft hij aan verschillende bouwwerken getoond, o.a. bij den bouw van het Paleis Farnese te Rome; bij de grafkapel der Medici in de San Lorenzo te Florence; bij den aanleg van het Kapitool te Rome; bij de verbouwing van de Thermen van Diocletianus tot de kerk St. Maria degli Angeli, een werk, dat hij in 1562 op 87-jarigen leeftijd ondernam. Maar zijn grootsten roem als architect heeft hij geoogst door het aandeel, dat hij gehad heeft in den bouw van de St. Pieterskerk te Rome, waarvan hij in 1546 op een-en-zeventig jarigen leeftijd zonder daarvoor belooning te verlangen „ter eere Gods” de leiding op zich nam. Het zwaartepunt van Michel Angelo’s werkzaamheid aan dit grootsche bouwwerk ligt in den door grootte en stoutheid van constructie en door schoonheid van vormen uitmuntenden koepel, dien de groote meester wel niet voltooid heeft gezien, maar dien hij toch ontworpen heeft.

Meer nog dan in de architectuur voelde Michel Angelo zich in de beeldhouwkunst thuis en ook hierin brak hij zich een eigen baan. Niet tevreden met het realisme van de XVe eeuw streefde hij, bij een grondig onderzoek van de meesterwerken der Antieken, naar een zelfstandigen, idealen stijl en leidde een stormachtige innerlijke strijd er hem toe om met alle traditie te breken, en in een stoute opvatting der vormen en een vrije, grootsche behandeling zijn ideaal te vinden.

Bracht dit bij den grooten meester reeds het gevaar mede van een toegeven aan een neiging tot het op effect berekende en gezochte, zoo leidde dit bij zijn volgelingen, die het geweldig geniale scheppend vermogen van den meester misten, er toe, dat zij vervielen in een holle uiterlijkheid en gemaaktheid, die een jammerlijk verval van de kunst voorbereidde. Toch was Michel Angelo zoo weinig ingenomen met zichzelven, dat bijna elk van zijn beeldhouwwerken in een of ander onderdeel onvoltooid is gebleven.

Op zijn zeventiende jaar reeds vervaardigde hij te Florence, waar hij toen woonde, een van geweldige kracht getuigend hoogrelief, den strijd van Hercules met de Centauren voorstellende. Tot zijn jeugdperiode behooren verder o.a. een marmeren beeld van den dronken Bacchus te Florence; een kolossaal beeld van David, dat zich thans in de Academie te Florence bevindt; voorts een heerlijke piéta van ’t jaar 1499, een marmergroep vol diepe uitdrukking in de St. Pieterskerk te Rome, waar de Madonna met stille berusting staart op het lijk van haar Goddelijken Zoon, die op haar knieën ligt uitgestrekt.

In het nu volgende tijdperk verbrak hij alle banden der traditie, volgde hij zijn onbeteugelde fantasie, en ving de periode aan, waarin zich zijn hoogste meesterschap zou openbaren. In 1503 werd hij door Paus Julius II naar Rome ontboden om een grootsch opgezet grafmonument voor dezen kerkvorst te maken. Door de kuiperijen van Bramante, die naijverig was op Michel Angelo, kwam dit kunstwerk, dat een onovertroffen monument van sculptuur zou geworden zijn, niet tot stand; eerst 40 jaar later werd het, maar op veel bescheidener voet, uitgevoerd. Deze loop van zaken is voor den grooten kunstenaar een bron van veel verdriet geweest. In 1545 dan kwam het monument gereed, maar voor het grootste deel was het het werk van leerlingen; van den meester zelven zijn de beelden van Rachel en Lea en boven alles het wereldberoemde kolossale beeld van Mozes. Deze Godsman wordt hier voorgesteld met dreigenden, vlammenden blik toornende over de afgoderij van het afkeerige volk, terwijl zijn rechterhand rust op de tafelen der wet, die hij straks verbrijzelen zal. Dat de kunstenaar Mozes heeft voorgesteld met twee hoornen op zijn hoofd maakt een vreemden indruk, maar moet verklaard worden uit het feit, dat voor het „glinsteren” van Mozes’ aangezicht in Exodus 34 : 29, 30 en 35 een Hebreeuwsch woord gebruikt wordt, dat ook „gehoornd zijn” beteekent; dit woord wordt dan ook in de Vulgata, de officiëele bijbeluitgave van de Roomsche kerk, die ook Michel Angelo tot zijn beschikking had, in de aangehaalde verzen gebezigd.

Uit zijn krachtigen, manlijken leeftijd, waarin hij op zoo onovertroffen wijze het menschelijke lichaam en de gemoedsaandoeningen, die er uit spreken, wist weer te geven, dagteekenen nog vele werken, waarvan slechts genoemd mogen worden: het edele marmeren beeld van den opgestanen Christus in de Sta. Maria sopra Minerva te Rome; een Apollo in de Uffici te Florence, en vooral de beide in opdracht van Paus Leo X vervaardigde grafmonumenten voor Giuliano en voor Lorenzo de Medici in S. Lorenzo te Florence, waaraan de meester omstreeks 1529 begon. Behalve de beelden van deze twee hoofden der Florentijnsche Republiek, bevat het eerste de allegorische beelden van den Dag en den Nacht, het andere die van den Morgen en den Avond.

De Lieve Vrouwe-kerk te Brugge bezit van dezen meester een schoone marmeren Madonna, terwijl sommige van zijn beeldhouwwerken zich bevinden te Parijs, Berlijn en Londen.

Ook als schilder neemt Michel Angelo een van de hoogste eereplaatsen onder de meesters dezer kunst in, en ook als zoodanig moet hij beschouwd worden als een van de baanbrekers van een nieuwen tijd. In weerwil van zijn voorliefde voor de plastiek heeft hij toch in de schilderkunst zijn uitvoerigst afgewerkte kunststukken nagelaten. Denzelfden reuzengeest, dien zijn beeldhouwwerken vertoonen, ademen ook de groote schilderwerken, die hij gemaakt heeft, en het zal moeilijk zijn iemand aan te wijzen, die hem in verhevenheid en stoutheid van compositie en in technische volkomenheid evenaarde. Gaf reeds zijn jeugdwerk, een Heilige Familie, die zich nog in de Uffici te Florence bevindt, daarvan blijk, zoo wekte hij in nog hoogere mate de bewondering zijner tijdgenooten op door het ontwerp van een krijgstooneel, bestemd voor de groote zaal van het Palazzo Vecchio te Florence, waarin een troep badende soldaten door het geschal der trompetten plotseling tot den strijd opgeroepen wordt. Dit magistrale werk gaf Paus Julius II aanleiding hem op te dragen de fresco-beschildering van het gewelf van de Sixtijnsche Kapel, waaraan hij geheel alleen van 1508 tot 1512 gearbeid heeft, een werk, dat het volkomenste is van alles wat hij gewrocht heeft, en dat het geweldigste monument van de schilderkunst van alle tijden genoemd wordt. Dit werk, waarin niet minder dan 343 figuren voorkomen, stelt verschillende tafereelen uit de gewijde geschiedenis voor: eerst in acht vakken even zoo vele hoofdgebeurtenissen uit het begin der wereld, van de schepping tot den zondvloed.

Voorts gestalten van profeten en sibyllen, die heenwijzen naar de komst van den Messias en naar Zijn verlossingswerk, welke gedachte het geheele werk beheerscht. Verder de vier uitreddingen van het volk Israëls, nl. de geschiedenis van de koperen slang, van Goliath, van Judith en van Esther. Dit alles, gevoegd bij de vele picturale bijwerken, getuigt van de verbazingwekkende fantasie, de stoutheid van voorstelling en het meesterschap in de uitvoering, die Michel Angelo bij deze gewijde tafereelen aan den dag legde.

Ongeveer van 1534 tot 1541 schilderde de meester, in opdracht van Paus Paulus III, aan den altaarwand van dezelfde kapel een Laatste Oordeel. Hierbij maakte hij zich los van de Christelijke traditie, die bij vroegere voorstellingen van dit geliefkoosde onderwerp had geheerscht. Allen nadruk legt de meester op het oogenblik, dat de ontzettende woorden gehoord worden: „Gaat weg van mij, gij vervloekten! in het eeuwige vuur, dat den duivel en zijn engelen bereid is”, en op vreeselijke en ontroerende wijze wordt de worsteling van de verdoemden met de daemonen, het voorwaarts dringen van de gezaligden en het om wraak roepen van de martelaren voorgesteld.

Het was of de meester bij het klimmen der jaren zijn kracht niet verloor. Dat getuigt dit magistrale werk; dit getuigen ook de beide fresco’s: de Bekeering van Saulus en de Kruisiging van Petrus, die hij op hoogen leeftijd voor de Capella Paolina van het Vaticaan schilderde.

In de kerk St. Croce te Florence is het stoffelijk overschot van Michel Angelo bijgezet, waar een gedenkteeken te zijner eere is opgericht.