Gepubliceerd op 31-12-2016

Primair onderwijs

betekenis & definitie

Het primair onderwijs omvat het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het onderwijs op speciale scholen.

Het basisonderwijs is bedoeld voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar. Kinderen die meer hulp nodig hebben bij de opvoeding en het leren dan het basisonderwijs kan bieden, zijn aangewezen op het speciaal basisonderwijs. Deze onderwijssoort heeft doorgaans kleinere groepen leerlingen dan het basisonderwijs en beschikt over meer afzonderlijke deskundigen om de leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden te begeleiden.

Speciale scholen zijn bedoeld voor basis- en voortgezet onderwijs aan onder andere visueel gehandicapte kinderen, dove en slechthorende kinderen, lichamelijk gehandicapte kinderen, zeer moeilijk lerende of opvoedbare kinderen en langdurig zieke kinderen.

Tot augustus 1998 was het primair onderwijs geregeld in twee wetten: de Wet op het Basisonderwijs (WBO) en de interimwet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO). De WBO omvatte zowel het voormalige kleuteronderwijs als het voormalig lager onderwijs en maakte een eind aan het bestaan van aparte scholen voor kleuteronderwijs en voor lager onderwijs. De ISOVSO behelsde al het onderwijs aan kinderen die, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, meer hulp nodig hadden bij de opvoeding en het leren dan het basisonderwijs of voortgezet onderwijs kon bieden. Het ging om:

- kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom; so en vso);
- moeilijk lerende kinderen (mlk; so en vso);
- in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk; alleen so);
- zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk; so en vso);
- zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok; so en vso);
- dove kinderen (so en vso);
- slechthorende kinderen (so en vso);
- visueel gehandicapte kinderen (so en vso);
- lichamelijk gehandicapte kinderen (so en vso);
- meervoudig gehandicapte kinderen (so en vso);
- langdurig zieke kinderen (so en vso);
- kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden (alleen so);
- kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten (so en vso).

Vanaf 1 augustus 1998 zijn de WBO en de ISOVSO niet meer van kracht en wordt het primair onderwijs geregeld in twee nieuwe wetten: de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC). De WPO regelt zowel het basisonderwijs zoals opgenomen in de WBO, als het speciaal basisonderwijs, dat bestaat uit het voormalige so-lom, het voormalige so-mlk en het voormalige so-iobk (voor zover verbonden aan scholen voor so-lom en so-mlk). Het voormalige vso-lom en vso-mlk vallen vanaf augustus 1998 onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). De WEC regelt het onderwijs voor alle overige onderwijssoorten die onder de ISOVSO vielen. Bij deze speciale scholen wordt de opleiding aan kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden alleen aangeboden op het ‘niveau’ van het basisonderwijs. De andere opleidingen worden ook aangeboden als voortgezet onderwijs.

Vanaf 1 augustus 2003 zijn de kinderen op de speciale scholen onderverdeeld in vier clusters:

- Cluster 1: visuele beperkingen.

Dit cluster omvat scholen voor visueel gehandicapte kinderen, of meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap;

- Cluster 2: auditieve en communicatieve beperkingen.

Dit cluster omvat scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, of meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

- Cluster 3: lichamelijke en verstandelijke beperkingen.

Dit cluster omvat scholen voor lichamelijk gehandicapte kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, of meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

- Cluster 4: ernstige ontwikkelingsstoornissen.

Dit cluster omvat scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap en onderwijs aan kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

De WEC biedt ook de mogelijkheid om kinderen met een handicap op een school voor basis- of voortgezet onderwijs te plaatsen. Dit gaat gepaard met een leerlinggebonden financiering om speciale voorzieningen in het onderwijs mogelijk te maken (het zogenaamde rugzakje).