Houtbewerkersgereedschap om hout vlak en glad te maken of om groeven of profileringen in het hout aan te brengen. De schaaf is samengesteld uit een houten of metalen blok of houder (schaafblok), waarin een scherpe verschuifbare beitel wordt geplaatst.
We kennen de losse (zonder geleiding langs de kant van het te schaven hout) en vaste (met geleiding) schaven.
De meest bekende schaven zijn: de enkele blokschaaf of roffel voor het ruwe hout; de dubbele blokschaaf om hout glad en vlak te schaven, met een tweede beitel tegen het uittrekken van houtvezels; de voorloper om lange stukken voor te bewerken; de reischaaf om lange stukken fijn af te werken; de boorschaaf met een bredere beitel om een sponning te kunnen schaven; de hol- of rondschaaf om een hol of rond profiel te schaven; de profielschaaf om een specifiek profiel te schaven; de veerploeg om een veer in de zijkant van een vloerdeel te schaven; het varken om nog diepere groeven te schaven; de bossingschaaf om bossingen aan panelen te schaven; de sponningschaaf om sponningen te schaven; de grondschaaf om nesten in trapbomen te schaven; de spookschaaf om gebogen oppervlakten te schaven; het haalmes als breed beitelvormig mes met twee handvaten.